ECLI:NL:CRVB:2009:BI2842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H. Bedee
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Bosveld, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 oktober 2006, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd herzien van 80-100% naar 65-80%. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 april 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat er geen grond is om de medische grondslag van het bestreden besluit in twijfel te trekken. De door appellant ingebrachte brieven van zijn behandelend chirurg, W.W. Vrijland, bieden volgens de Raad onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat appellant op de datum van beoordeling, 25 december 2006, meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn vastgelegd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de geselecteerde functies de mogelijkheden van appellant niet overschrijden.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en stelt dat de eerdere aanwezigheid van een littekenbreuk, zoals gesuggereerd door Vrijland, niet automatisch leidt tot meer of andere beperkingen. De Raad wijst erop dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzichtelijk maken dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen.