ECLI:NL:CRVB:2009:BI2840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H. Bedee
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 oktober 2008, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant in te trekken, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 april 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 19 juli 2005, waarbij zijn uitkering werd ingetrokken op basis van de vaststelling dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd.
Tijdens de zitting op 18 maart 2009 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij het bestreden besluit van 7 juni 2007, dat de eerdere uitspraak van de rechtbank uitvoerde, de meest recente medische informatie heeft betrokken. De Raad oordeelt dat de grieven van appellant, die betrekking hebben op de hoorplicht en de mogelijkheid om te reageren op de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts, niet kunnen slagen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv geen nieuwe medische informatie heeft ontvangen die de eerdere vaststellingen zou kunnen ondermijnen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv voldoende heeft aangetoond dat appellant in staat is de geduide functies te vervullen. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen.