ECLI:NL:CRVB:2009:BI0583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C.M. van Laar
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering en de behandeling van gemeenteraadslidvergoeding als inkomen
In deze zaak gaat het om de korting op de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1994 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant was ook gemeenteraadslid en ontving hiervoor een vergoeding van € 643,86 per maand. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op basis van artikel 44 van de WAO vastgesteld dat de uitkering van appellant met ingang van 31 augustus 2006 moest worden aangepast naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%, waarbij een deel van de raadsvergoeding als inkomen werd aangemerkt.
Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, omdat hij vond dat de raadsvergoeding niet als salaris, maar als onkostenvergoeding moest worden beschouwd. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding als gemeenteraadslid inderdaad als inkomen moest worden gezien, maar dat het Uwv terecht onderscheid had gemaakt tussen de raadsvergoeding en de onkostenvergoeding.
In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de vergoeding als gemeenteraadslid moet worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid, ongeacht de argumenten van appellant over discriminatie ten opzichte van andere raadsleden en de problematiek rond de WAO-hiaat-verzekering. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een ongeoorloofd onderscheid en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.