ECLI:NL:CRVB:2009:BH9297

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6770 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellante, een weduwe van een vervolgde, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, gedateerd 17 augustus 2007, betrof de terugvordering van een te veel betaalde uitkering over het jaar 2003. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 maart 2009 uitspraak gedaan. De appellante ontving sinds 1 januari 2003 een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Bij een eerdere berekeningsbeslissing op 31 december 2006 was vastgesteld dat er over 2004 een bedrag van € 1.485,65 te veel was betaald, wat leidde tot een terugvordering. Het bezwaar van appellante tegen deze terugvordering werd gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de terugvordering van het bedrag over 2003 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit bedrag al eerder definitief was vastgesteld en teruggevorderd. De Raad overwoog dat er geen nieuwe besluiten waren genomen over de uitkering van 2003, waardoor het bezwaar van appellante in deze kwestie niet ontvankelijk was. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep van appellante ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

07/6770 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats], Australië (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 19 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 17 augustus 2007, onderwerp BZ47006, JZ/C80/2007 ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2009. Appellante is niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Aan appellante, geboren in 1936, is met ingang van 1 januari 2003 een periodieke uitkering toegekend op grond van de Wet als weduwe van de op 11 oktober 2002 overleden vervolgde [naam vervolgde].
1.2. Bij berekeningsbeslissing van 31 december 2006, nader toegelicht bij bericht van verweerster van 15 januari 2007, is de uitkering over 2004 definitief gesteld en is wegens te veel betaalde uitkering een bedrag van € 1.485,65 van appellante teruggevorderd. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit gegrond verklaard, voor zover dit was gericht tegen de terugvordering van het over 2004 te veel betaalde, zijnde een bedrag van € 1.066,07. Dit bedrag werd niet meer teruggevorderd in verband met te late verwerking van door appellante verstrekte gegevens. Het bezwaar werd voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
2. Naar aanleiding van de door appellante in beroep tegen dit besluit aangevoerde grieven overweegt de Raad dat het nog resterende deel van het teruggevorderde bedrag ten bedrage van € 419,58 een nog resterend te veel betaald bedrag over 2003 betreft. De uitkering over 2003 was al bij besluit van 30 november 2004 definitief gesteld en het over dat jaar te veel betaalde was al teruggevorderd, zodat hierover bij de berekeningsbeslissing van 31 december 2006 geen nieuw besluit is genomen. Het bezwaar van appellante is dan ook in zoverre terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD