ECLI:NL:CRVB:2009:BH7632

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4531 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaring van verzet inzake griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2009 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 22 mei 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2007, maar zijn hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van twaalf weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellant voerde in zijn verzetschrift aan dat hij reeds griffierecht had betaald bij de rechtbank, maar de Raad oordeelde dat voor de behandeling van het hoger beroep ook afzonderlijk griffierecht verschuldigd was. De Raad concludeerde dat appellant niet in verzuim was geweest, maar dat het verzet ongegrond was omdat de betaling van het griffierecht voor het hoger beroep niet was voldaan. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van M.B. de Gooijer als griffier.

Uitspraak

07/4531 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko, (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2007, 06/3099, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 22 mei 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 22 mei 2008 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 februari 2009, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 22 mei 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij de brief van 25 januari 2008 - nader - gestelde termijn van twaalf weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij reeds griffierecht heeft betaald bij de rechtbank. Daarmee ziet appellant er echter aan voorbij dat voor de behandeling van het hoger beroep eveneens, en afzonderlijk, griffierecht is verschuldigd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M.B. de Gooijer.
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de M.B. de Gooijer en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 16 mars 2009.