ECLI:NL:CRVB:2009:BH7536

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1907 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 14 februari 2008. Verzoekster, die zich liet vertegenwoordigen door haar echtgenoot, had het verzoek om herziening ingediend naar aanleiding van besluiten van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 29 januari 2009 werd het verzoek om herziening besproken.

De Raad overwoog dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoekster baseerde haar verzoek op een nadere verklaring van haar huisarts, maar de Raad oordeelde dat deze verklaring niet als nieuw feit of nieuwe omstandigheid kon worden aangemerkt. Het was slechts een herhaling van eerder gegeven informatie en diende niet als basis voor herziening.

Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter A. Beuker-Tilstra en de leden G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier I. Mos, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/1907 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoekster] (hierna: verzoekster)
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 februari 2008, nr. 06/5616 WUV + 06/5773 WUV, in de gedingen tussen:
verzoekster
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak:12 maart 2009
I PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de uitspraak van 14 februari 2008, nr. 06/5616 WUV + 06/5773 WUV, op haar beroepen tegen de onder dagtekening 17 augustus 2006, kenmerk JZ/Z70/2006, en 24 augustus 2006, kenmerk JZ/U60/2006, door verweerster te haren aanzien genomen besluiten ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2009. Namens verzoekster is daar verschenen haar echtgenoot E. Uringa als gemachtigde, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad alleen, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener vóór de uitspraak niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Verzoekster heeft haar verzoek om herziening gebaseerd op een nadere verklaring van haar huisarts van 12 maart 2008, inhoudende een korte nadere toelichting in aansluiting op hetgeen van die zijde al eerder was verklaard en bij de eerdere procedure is betrokken. Een zodanige nadere toelichting is niet aan te merken als een feit of omstandigheid in vorenbedoelde zin, doch geeft slechts aan dat verzoekster heeft beoogd om een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren.
Dit betekent dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD