08/3019 WVG-V
08/3073 WVG-V
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 maart 2008, 07/1570 en 07/1575, (hierna: aangevallen uitspraken),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond (hierna: College)
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 17 september 2008 heeft de Raad het namens appellant door H.B. de Rooij, wonende te Helmond, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 17 september 2008 heeft H.B. de Rooij namens appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door H.B. de Rooij. Het College is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De uitspraak van de Raad van 17 september 2008 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener niet in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellant heeft erkend dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat op zichzelf geen sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hij is echter van mening dat, nu hem - desgevraagd - door de griffier van de Raad was medegedeeld dat de ontvankelijkheid van het hoger beroep zou worden beoordeeld na (en dus niet voorafgaand aan) betaling van het griffierecht, daarmee de suggestie is gewekt dat het hoger beroep kans van slagen had. Voorts heeft hij, voor het geval het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard, verzocht om terugbetaling van het griffierecht.
Indien een hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, wordt de indiener in de gelegenheid gesteld feiten of omstandigheden naar voren te brengen die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat is ook in dit geval gebeurd. Tegelijkertijd of ongeveer tegelijkertijd wordt de indiener uitgenodigd het verschuldigde griffierecht te voldoen. Ook dat is in dit geval gebeurd. Betaling van het griffierecht is een wettelijke verplichting, waaraan moet zijn voldaan voordat de Raad een oordeel kan geven over (de ontvankelijkheid van) het hoger beroep. Dat is - uit de aard van de zaak - alleen anders, indien het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het griffierecht niet of niet tijdig is betaald. Terugbetaling van het griffierecht zou in strijd zijn met dit wettelijke stelsel.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2009.