ECLI:NL:CRVB:2009:BH6209

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4786 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard wegens termijnoverschrijding van het verschuldigde griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 3 december 2008. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2008, maar haar hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, stellende dat zij van 22 augustus tot en met 25 september 2008 in het buitenland verbleef en na haar terugkeer niet in staat was om de binnengekomen correspondentie tijdig te verwerken. Daarnaast voerde zij aan dat een computerstoring bij haar bank de betaling had vertraagd.

De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet in verzuim had mogen zijn. Het griffierecht was pas op 22 oktober 2008 bijgeschreven, terwijl de betaling uiterlijk op 20 oktober 2008 had moeten plaatsvinden. De Raad concludeerde dat appellante, indien zij de brief van de Raad van 22 september 2008 kort na haar terugkeer had geopend, in staat was geweest om tijdig te betalen. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2009.

Uitspraak

08/4786 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2008, 07/3368, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 9 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 3 december 2008 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 3 december 2008 heeft appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2009, waar appellante is verschenen en het Uwv - met voorafgaand bericht - niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 3 december 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij de brief van de Raad van 22 september 2008 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht niet op 20 oktober 2008 maar eerst op 22 oktober 2008 is bijgeschreven op de rekening van de Raad.
Appellante heeft in verzet aangevoerd zij van 22 augustus 2008 tot en met 25 september 2008 in het buitenland heeft verbleven en dat zij na terugkeer niet in de gelegenheid was tijdig de binnengekomen correspondentie af te handelen. Verder heeft zij aangevoerd dat door een computerstoring bij haar bank de betalingsopdracht niet tijdig kon worden uitgevoerd.
De Raad ziet hierin geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Als appellante de brief van de Raad van 22 september 2008 kort na haar terugkeer uit het buitenland had geopend en vervolgens tot betaling was overgegaan, had zij het verschuldigde griffierecht zonder problemen tijdig kunnen betalen.
Het voorgaande betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M.B. de Gooijer.
BvW