ECLI:NL:CRVB:2009:BH6201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3217 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard wegens termijnoverschrijding van het verschuldigde griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 21 oktober 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 april 2008, maar dit hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar de Raad oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De argumenten van appellant, waaronder de vertraging in de ontvangst van de brief door zijn bewindvoerder, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de wet dwingend voorschrijft dat een niet-ontvankelijk verklaring volgt bij onverschoonbare termijnoverschrijding. De uitspraak van de Raad werd in het openbaar gedaan, waarbij de griffier M.B. de Gooijer aanwezig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant in de kosten van het verzet te veroordelen.

Uitspraak

08/3217 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 april 2008, 07/1589, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 21 oktober 2008 heeft de Raad het namens appellant door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat te Heerlen, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2008 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 februari 2009, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 21 oktober 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van 14 juli 2008 - nader - gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht te laat is betaald. In hetgeen appellant in verzet heeft aangevoerd is geen grond gelegen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat de bewindvoerder die de post van appellant ontvangt de brief van 14 juli 2008 eerst op 19 augustus 2008 aan appellant ter hand heeft gesteld, komt voor rekening en risico van appellant. Het verzoek van appellant aan de Raad om af te wijken van zijn “beleid” miskent dat de Raad hier geen beleidsvrijheid heeft. De wet schrijft immers - dwingend - voor dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard als sprake is van onverschoonbare termijnoverschrijding. Hetzelfde geldt voor het betoog dat appellant onevenredig zwaar in zijn belang wordt getroffen door de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M.B. de Gooijer.
BvW