ECLI:NL:CRVB:2009:BH6111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens onzorgvuldige voorbereiding en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 maart 2009 uitspraak gedaan. De zaak begon met een besluit van het Uwv op 17 oktober 2005, waarin de WAO-uitkering van appellante met ingang van 6 december 2005 werd ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundige rapportage en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van dezelfde datum. Appellante was beperkt geacht vanwege klachten aan haar rechter schouder en arm.
Na een ongegrond verklaard bezwaar van appellante op 10 maart 2006, heeft zij in hoger beroep gesteld dat er op de datum in geding sprake was van een carpaal tunnel syndroom aan beide handen, wat niet door het Uwv was erkend. De Raad heeft het onderzoek heropend omdat het oordeel over de medische grondslag niet volledig was. De Raad heeft de rapportages van de behandelend neuroloog in overweging genomen, die bevestigden dat er op 6 december 2005 sprake was van een carpaal tunnel syndroom beiderzijds.
De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv de medische grondslag van het besluit van 10 maart 2006 niet juist had beoordeeld. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten, omdat de FML van 27 november 2008 geen aanknopingspunten bood om te concluderen dat appellante niet in staat was om de resterende functies te vervullen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,-.