ECLI:NL:CRVB:2009:BH4756

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4870 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond verklaring verzet wegens verschoonbare termijnoverschrijding bij betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 10 december 2008, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat appellant het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Koot, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. In het verzet werd aangevoerd dat de termijnoverschrijding wel verschoonbaar was. De Raad heeft de stukken van het verzetschrift bekeken en vastgesteld dat appellant de acceptgiro, die op naam van mr. Koot was gesteld, tijdig had opgestuurd naar de Postbank. Echter, door een fout in het invullen van het rekeningnummer op de acceptgiro, correspondeerden de naam en het rekeningnummer niet, wat leidde tot de terugzending van de betalingsopdracht door de bank.

Na de terugzending heeft appellant het griffierecht opnieuw overgemaakt. De Raad concludeerde dat de omstandigheden voldoende aanleiding gaven om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 10 december 2008 vervalt en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet. De Raad heeft geen grond gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

08/4870 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 juli 2008, 08/729 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 3 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 10 december 2008 heeft de Raad het namens appellant door mr. M.A. Koot, advocaat te Den Haag, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 10 december 2008 heeft mr. Koot namens appellant verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 10 december 2008 berust op de overwegingen dat appellant het verschuldigde griffierecht niet binnen de hem daartoe gestelde termijn heeft betaald, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
In hetgeen namens appellant in verzet naar voren is gebracht ziet de Raad voldoende aanknopingspunten om de termijnoverschrijding wel verschoonbaar te achten.
Uit de bij het verzetschrift gevoegde stukken blijkt dat appellant - zelf - binnen de hem gestelde termijn de door de Raad aan mr. Koot gezonden en op diens naam gestelde acceptgiro aan de Postbank heeft gezonden. Doordat appellant op de acceptgiro zijn eigen rekeningnummer had ingevuld, correspondeerden de op de acceptgiro vermelde naam en het rekeningnummer waarvan het bedrag moest worden afgeschreven niet met elkaar. Als gevolg daarvan heeft de Postbank de betalingsopdracht aan appellant teruggezonden.
Uit de gedingstukken blijkt verder dat appellant spoedig daarna het griffierecht opnieuw heeft overgemaakt.
In die omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 10 december 2008 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.