ECLI:NL:CRVB:2009:BH4431

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2072 AW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaring van verzet wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2009 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep, dat was uitgesproken op 18 september 2008. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had de termijn voor betaling overschreden, aangezien het griffierecht pas op 29 juli 2008 op de bankrekening van de Raad was bijgeschreven, terwijl de deadline op 28 juli 2008 lag.

Appellant voerde in verzet aan dat de Raad hem in de veronderstelling had gebracht dat er geen griffierecht verschuldigd was, en dat de overschrijding van de betalingstermijn aan de Raad te wijten was. Hij verwees naar een eerdere uitspraak van de Raad van 16 oktober 2003 en een brief van de Raad van 6 juni 2008, waarin hij zou zijn geïnformeerd over de verval van de verschuldigdheid van het griffierecht. De Raad oordeelde echter dat de brief van 6 juni 2008 betrekking had op een andere zaak en dat de appellant zelf verantwoordelijk was voor zijn misvatting over de verschuldigdheid van het griffierecht.

De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat appellant niet had voldaan aan de gestelde termijn voor betaling van het griffierecht. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.G. Treffers als voorzitter en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en A. Beuker-Tilstra als leden, en werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel.

Uitspraak

08/2072 AW-(Verzet)
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], thans zonder vaste woon- of verblijfplaats (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2008, 07/2318 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Financiën (hierna: staatssecretaris)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 september 2008 heeft de Raad het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen die uitspraak heeft mr. N.C. Maduro, advocaat te Utrecht, namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 januari 2009. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij de uitspraak van de Raad van 18 september 2008 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Bij aangetekende brief van 30 juni 2008 is appellant - nadat hij eerder, bij brieven van 14 mei 2008, was uitgenodigd het verschuldigde griffierecht te betalen - erop gewezen dat het verschuldigde griffierecht alsnog binnen vier weken na dagtekening per kas dient te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad dient te zijn bijgeschreven.
De Raad stelt vast dat de datum waarop het verschuldigde griffierecht per kas diende te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven, 28 juli 2008 is.
Het griffierecht is eerst op 29 juli 2008 op de bankrekening van de Raad bijgeschreven, zodat moet worden vastgesteld dat appellant de in de brief van 30 juni 2008 gestelde termijn heeft overschreden.
In verzet heeft appellant onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 16 oktober 2003, LJN AM5415, aangevoerd dat het aan de Raad te wijten is dat appellant in de veronderstelling is geraakt dat er geen griffierecht verschuldigd is, althans de overschrijding van de betalingstermijn heeft bewerkstelligd. Een en ander zou zijn ontstaan doordat de Raad appellant bij brief van 6 juni 2008 heeft laten weten dat de verschuldigdheid van het griffierecht vervalt. Daarnaast is aangevoerd dat de dag van verzending van de mededeling dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort, niet vastgesteld kan worden.
De Raad stelt vast dat de brief van 6 juni 2008 waarop appellant doelt, betrekking heeft op een mededeling in de zaak met nummer 08/2073 AW en dat dit in deze brief vermeld staat. Een eventuele misvatting bij appellant omtrent de verschuldigdheid van het griffierecht in de onderhavige zaak dient dan ook voor zijn rekening te komen. Bovendien heeft de Raad bij de hiervoor genoemde aangetekende brief van 30 juni 2008, appellant eraan herinnerd dat de betaling van het griffierecht in de onderhavige zaak dient te zijn voldaan binnen vier weken na dagtekening (en dus niet: na verzending) van deze brief.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en A. Beuker-Tilstra als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2009.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD