ECLI:NL:CRVB:2009:BH2776

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6099 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en terugvordering van ANW-uitkering en ontvankelijkheid beroep na verzending per niet-aangetekende post

In deze zaak gaat het om de beëindiging en terugvordering van een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. Schadd, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, die haar beroep niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank ging ervan uit dat het bestreden besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt aan appellante, maar de Raad oordeelde anders. De Svb had het besluit op 19 maart 2007 per niet-aangetekende post verzonden, en appellante betwistte de ontvangst van dit besluit. De Raad concludeerde dat de ontvangst van het bestreden besluit op geloofwaardige wijze was ontkend, waardoor het besluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. Hierdoor was het beroep van appellante tijdig ingediend, en de rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het niet-ontvankelijk was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Arnhem voor verdere behandeling. Tevens is de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,--, en moet de Svb het griffierecht van € 106,-- vergoeden.

Uitspraak

07/6099 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 oktober 2007, 07/2396 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 5 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Namens appellante is verschenen mr. Schadd. De Svb heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen. Ter voortzetting van het onderzoek is een vraag gesteld aan de Svb.
Bij brief van 15 december 2008 heeft de Svb de Raad geantwoord.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 18 juli 2006 heeft de Svb met ingang van 30 juni 2000 het recht op een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) beëindigd, omdat appellante een gezamenlijke huishouding is gaan voeren met een ander. Tegen dat besluit heeft mr. G. de Bruin, destijds werkzaam bij ADB Administratieve en fiscale dienstverlening te Doesburg, een bezwaarschrift ingediend. Bij het bestreden besluit van 19 maart 2007 heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 18 juli 2006 ongegrond verklaard.
1.2. In de hierop volgende procedure met betrekking tot de terug- en invordering van de te veel betaalde ANW-uitkering over de periode van juli 2000 tot en met januari 2006 heeft mr. Schadd zich als gemachtigde van appellante gesteld. Deze gemachtigde heeft eerst in de bezwaarfase inzake de terug- en invordering kennis genomen van het bestreden besluit. Op 11 juni 2007 heeft de Svb een afschrift van het bestreden besluit aan appellantes gemachtigde gezonden.
2.1. De gemachtigde van appellante is bij beroepschrift van 18 juni 2007, bij de rechtbank ingekomen op 19 juni 2007, in beroep gekomen van het bestreden besluit. De gemachtigde van appellante heeft de rechtbank met betrekking tot de ontvankelijkheid medegedeeld dat hij het bestreden besluit eerst op of omstreeks 11 juni 2007 heeft ontvangen, zodat de beroepstermijn op die dag is aangevangen en appellante derhalve tijdig in beroep is gekomen. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat appellante noch haar toenmalige gemachtigde mr. De Bruin het bestreden besluit van de Svb hebben ontvangen.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard daartoe overwegende dat het bij brief van 18 juni 2007 ingekomen beroepschrift buiten de termijn voor het instellen van beroep, welke op 1 mei 2007 is geëindigd, is ingediend en er geen redenen zijn om deze termijnoverschrijding te verontschuldigen. Geen aanleiding is gezien om te twijfelen aan de verzending van het bestreden besluit aan mr. De Bruin en de ontvangst van dat besluit door hem, te meer niet nu appellante noch haar gemachtigde bij mr. De Bruin hebben geïnformeerd naar de ontvangst van het bestreden besluit.
3.1. In hoger beroep zijn namens appellante in essentie de in eerdere fasen van het geschil naar voren gebrachte gronden herhaald.
3.2. De Raad overweegt als volgt.
3.3. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb door toezending of uitreiking.
3.4. In het onderhavige geval heeft de verzending van het bestreden besluit van 19 maart 2007 per niet-aangetekende post plaatsgevonden. Namens appellante is de verzending op die datum betwist.
3.5. De Svb heeft desgevraagd de Raad een brief van 11 februari 2008 van mr. De Bruin toegezonden. In deze brief heeft mr. De Bruin medegedeeld dat hij in zijn dossier niet het bestreden besluit van 19 maart 2007 heeft aangetroffen. Anders dan de rechtbank, is de Raad van oordeel dat hierdoor de ontvangst van het bestreden besluit door mr. De Bruin op geloofwaardige wijze is ontkend en het bestreden besluit niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3.6. Vast staat dat de Svb op 11 juni 2007 een afschrift van het bestreden besluit aan de gemachtigde van appellante heeft gezonden. Dit brengt met zich dat het besluit van 19 maart 2007 eerst op 11 juni 2007 op de voorgeschreven wijze aan appellante bekend is gemaakt, zodat het beroepschrift van 18 juni 2007 binnen de beroepstermijn is ingediend.
Hieruit volgt dat de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 19 maart 2007 ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Raad zal de zaak met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beroepswet terugwijzen naar de rechtbank.
4. De Raad ziet ten slotte aanleiding de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank Arnhem;
Veroordeelt de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,--, te betalen door de Sociale verzekeringsbank;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 106,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J. Waasdorp.
IJ