ECLI:NL:CRVB:2009:BH2064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om kinderbijslag op basis van bindingen met Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een aanvraag om kinderbijslag had ingediend. Appellante, een voormalig docente met de Nederlandse nationaliteit, woonde tussen 2001 en 2006 in Portugal, waar zij een restaurant en toeristische accommodaties exploiteerde. In januari 2006 keerde zij terug naar Nederland, maar haar dochter bleef in Portugal om haar middelbare schoolopleiding af te ronden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag om kinderbijslag voor het tweede kwartaal van 2006 afgewezen, omdat op de peildatum van 1 april 2006 de bindingen van appellante met Nederland niet zodanig waren dat zij als ingezetene kon worden beschouwd.
De rechtbank Assen had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de sociale en economische binding van appellante met Nederland op de peildatum nog te gering was. De Raad bevestigde deze conclusie, waarbij werd opgemerkt dat appellante op dat moment nog niet definitief in Nederland was gevestigd. De Raad benadrukte dat appellante, ondanks haar Nederlandse nationaliteit, op de peildatum nog steeds afhankelijk was van haar inkomsten uit Portugal en dat haar sociale binding met Nederland nog niet sterk genoeg was. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de Raad bevestigt dat de bindingen van een persoon met Nederland van groot belang zijn voor de beoordeling van het ingezetenschap en het recht op kinderbijslag. De Raad wees erop dat appellante, ondanks haar terugkeer naar Nederland, nog niet aan de voorwaarden voldeed om als ingezetene te worden beschouwd, gezien haar langdurige verblijf in Portugal en de afhankelijkheid van haar inkomsten daar.