ECLI:NL:CRVB:2009:BH2039

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2343 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake de toekenning van een ZW-uitkering en de berekening van het dagloon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 maart 2008, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. Het Uwv had aan appellant met ingang van 23 oktober 2006 een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend, maar appellant was van mening dat het dagloon te laag was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende onderzoek had gedaan en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand moesten blijven, waarbij het hogere dagloon van € 77,04 werd gehanteerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De Raad oordeelt dat de vaststelling van het dagloon in overeenstemming is met de relevante wettelijke bepalingen en dat het Uwv terecht is uitgegaan van het loon dat appellant daadwerkelijk heeft ontvangen. Appellant heeft zijn stelling dat hij meer overuren heeft gewerkt niet onderbouwd met objectieve gegevens.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 22 januari 2009, waarbij de betrokken rechters de overwegingen van de rechtbank hebben overgenomen en de conclusie hebben getrokken dat appellant niet in een slechtere positie mag komen door het instellen van beroep. De Raad heeft de uitspraak openbaar uitgesproken, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

08/2343 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 maart 2008, 07/1130 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.M.I. Spauwen, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2008, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Spauwen, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.G.E. Hout Beckers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden en de relevante wettelijke bepalingen verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 18 januari 2007 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 23 oktober 2006 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend ter hoogte van 70% van het op € 77,04 vastgestelde dagloon. Dit besluit is na bezwaar bij besluit van 2 juli 2007 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepaling over de vergoeding van het griffierecht - het beroep van appellant tegen het besluit van 2 juli 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat nu het Uwv pas in de beroepsfase bij appellant de ontbrekende gegevens heeft opgevraagd, het bestreden besluit niet op een toereikend onderzoek en op een deugdelijke motivering berustte. Het Uwv is evenwel na ontvangst van de in de beroepsfase opgevraagde stukken tot een nadere berekening gekomen en heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit eigenlijk gebaseerd had moeten worden op een lager dagloon van € 49,50. De rechtbank acht deze berekening voldoende inzichtelijk en houdt de uitkomst daarvan voor juist. Nu appellant door het instellen van beroep niet in een slechtere positie mag komen te verkeren is de rechtbank vervolgens van oordeel dat voor appellant het hogere ZW-dagloon van € 77,04 gehanteerd moet blijven.
3. Namens appellant is in essentie met dezelfde motivering als in eerste aanleg tegen de uitspraak hoger beroep ingesteld.
4. De Raad stelt allereerst vast dat het hoger beroep zich toespitst op de vraag of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten.
4.1. De Raad overweegt op grond van hetgeen hem uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, dienaangaande als volgt.
4.2. De Raad verenigt zich met de overwegingen en het eindoordeel van de aangevallen uitspraak en maakt beide tot de zijne. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de vaststelling van het dagloon waarnaar de ZW-uitkering is berekend in overeenstemming met artikel 15 van de ZW en de relevante bepalingen van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen heeft plaatsgevonden. Het Uwv is terecht uitgegaan van het loon dat appellant in zijn referteperiode daadwerkelijk heeft genoten / ontvangen en door zijn werkgever [naam werkgever] aan het Uwv als premieplichtig loon is opgegeven. Dat dit loon hoger had moeten zijn omdat appellant veel meer overuren zou hebben gewerkt is totaal niet met objectieve verifieerbare gegevens onderbouwd. Wat hier verder ook van zij, met de vaststelling van de Ziektewetuitkering op basis van een dagloon van € 77,04 is appellant zeker niet te kort gedaan.
4.3. Op grond van het bovenstaande kan het hoger beroep niet slagen en komt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2009.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
RB