ECLI:NL:CRVB:2009:BH1802

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4580 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische motivering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 juli 2007, waarin de rechtbank het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd. Het Uwv had eerder de WAO-uitkering van appellant, die was vastgesteld op 80-100% arbeidsongeschiktheid, per 6 maart 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. In het bestreden besluit van 8 juni 2006 werd het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidskundige motivering pas na het bestreden besluit was overgelegd, wat in strijd was met het motiveringsbeginsel.

Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst en dat er ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen vanwege zijn vermoeidheidsklachten. Hij betoogde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen theoretisch binnen zijn beperkingen vielen, maar dat de passendheid van deze functies als geheel moest worden beoordeeld. Tevens verzocht hij om de benoeming van een deskundige op het gebied van neurologie om zijn klachten en beperkingen te beoordelen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de door de rechtbank gehanteerde overwegingen ook voor de Raad geldig waren. Het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de Raad geen aanknopingspunten vond om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

07/4580 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 juli 2007, 06/3660 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Misker, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. L. Goudkade, eveneens werkzaam bij DAS rechtsbijstand. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 6 januari 2006 heeft het Uwv de aan appellant toegekende WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, per 6 maart 2006 (de datum in geding) ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.
1.2. Bij besluit van 8 juni 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 6 januari 2006 gegrond verklaard en besloten de WAO-uitkering per de datum in geding te herzien en nader vast te stellen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
1.3. De rechtbank Arnhem heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank beslissingen genomen omtrent de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het bestreden besluit op een toereikende medische en arbeidskundige motivering berust maar dat de arbeidskundige motivering eerst na het nemen van het bestreden besluit is overgelegd, zodat het besluit genomen is in strijd met het motiveringsbeginsel.
2. Appellant heeft in hoger beroep - en daarmee herhaald wat hij in beroep heeft aangevoerd - gesteld dat zijn psychische en lichamelijke klachten niet voldoende zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst en dat er ten onrechte geen urenbeperking ten gevolge van zijn vermoeidheidsklachten is opgenomen. Tevens heeft appellant aangevoerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies theoretisch gezien binnen zijn beperkingen vallen, maar dat gekeken moet worden naar de passendheid van de functies in zijn geheel. Tenslotte verzoekt appellant de Raad een deskundige te benoemen op het gebied van de neurologie ter beoordeling van zijn klachten en zijn duurbeperkingen.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank in de aangevallen uitspraak is gekomen. De Raad kan zich vinden in de door de rechtbank gehanteerde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Hieruit vloeit voort dat de Raad geen aanleiding ziet het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen in te willigen.
4. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Aldus gegeven door G. van der Wiel als voorzitter. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.D.F. de Moor.
KR