ECLI:NL:CRVB:2009:BH1008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/6123 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 26 juni 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2007, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, maar tijdens de zitting op 25 november 2008 zijn beide partijen niet verschenen.

De Raad overwoog dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven en dat appellant pas zes weken na het verstrijken van die termijn om uitstel van betaling had verzocht. In het verzetschrift kon de Raad geen aanknopingspunt vinden voor het oordeel dat appellant niet in staat was om tijdig uitstel van betaling te verzoeken. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van griffierechten en de gevolgen van het niet naleven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant in de kosten van het verzet te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier B.C. Rog, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/6123 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant] (Marokko) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2007, 06/1308 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 6 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 juni 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 juni 2008 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 25 november 2008, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 26 juni 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van 17 december 2007 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat niet vóór het verstrijken van die termijn maar pas ruim zes weken daarna is verzocht om uitstel van betaling.
In hetgeen appellant in het verzetschrift naar voren heeft gebracht is in het geheel geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat appellant niet in staat is geweest vóór het verstrijken van de termijn om uitstel van betaling te verzoeken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.C. Rog als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) B.C. Rog.
RB