ECLI:NL:CRVB:2009:BH0375

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-244 WSF V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzet wegens overschrijding van de verzetstermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat was ingediend door appellante, vertegenwoordigd door mr. S.C. Polkerman. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 6 juni 2008, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een geschil over de betaling van griffierechten, waarbij de Raad oordeelde dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Hierdoor was de termijn voor het indienen van een verzetschrift overschreden.

De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift aanving op 20 juni 2008 en eindigde op 31 juli 2008. Het verzetschrift was echter pas op 1 augustus 2008 ingediend, wat betekent dat de termijn was overschreden. Tijdens de zitting op 25 november 2008 heeft de gemachtigde van appellante erkend dat de termijn was overschreden. Er werd aangevoerd dat een medewerker van de Raad aan mr. Gerdes had medegedeeld dat de termijn op 3 augustus 2008 verliep, maar de Raad achtte dit niet aannemelijk. De Raad benadrukte dat van een professionele rechtsbijstandverlener mag worden verwacht dat deze zelf de termijnen in de gaten houdt.

De Raad concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier B.C. Rog, en werd openbaar uitgesproken op 6 januari 2009.

Uitspraak

08/244 WSF V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Naam appellante], woonachtig te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 november 2007, 07/137 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IBG)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 juni 2008 heeft de Raad het namens appellante door
mr. H.H. Gerdes, advocaat te destijds Groningen en thans Tynaarlo, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 juni 2008 is door mr. S.C. Polkerman namens appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Gerdes. De IBG is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van der Raad van 6 juni 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De uitspraak van de Raad van 6 juni 2008 is op 19 juni 2008 bij aangetekende brief aan de gemachtigde van appellante verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een verzetschrift aanving op 20 juni 2008 en eindigde op 31 juli 2008. Het verzetschrift is bij faxbericht van 1 augustus 2008 ingediend. Dit betekent dat de termijn is overschreden, hetgeen de gemachtigde van appellante ter zitting ook heeft erkend.
In verzet is aangevoerd dat door een medewerker van de Raad aan mr. Gerdes zou zijn medegedeeld dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift “verliep” op 3 augustus 2008. Nog daargelaten dat de Raad dit niet aannemelijk acht, mag van een - deskundige - professionele rechtsbijstandverlener worden verlangd dat deze zelf vaststelt wanneer een dergelijke termijn begint en wanneer deze eindigt.
Ter voorlichting van appellante merkt de Raad nog op dat volgens vaste rechtspraak fouten of nalatigheden van een gemachtigde in beginsel worden toegerekend aan degene die de gemachtigde heeft gevraagd zijn of haar belangen te behartigen.
Het voorgaande betekent dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.C. Rog als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) B.C. Rog.
TM