ECLI:NL:CRVB:2009:BG9586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van hersteldverklaring en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 23 mei 2003 ziek was, stelde dat hij onafgebroken arbeidsongeschikt was en daarom recht had op een WAO-uitkering. Het Uwv had echter eerder een hersteldverklaring afgegeven per 15 oktober 2003, waartegen appellant in beroep ging. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
Tijdens de zitting op 28 november 2008 heeft appellant zijn argumenten herhaald, maar het Uwv verwees naar eerdere uitspraken die de hersteldverklaring bevestigden. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellant niet voor een WAO-uitkering in aanmerking kwam, omdat hij niet de vereiste wachttijd van 52 weken arbeidsongeschiktheid had volbracht. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van griffier M.D.F. de Moor, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.