ECLI:NL:CRVB:2009:BG9581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering te beëindigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 9 januari 2009. Appellant, die lijdt aan het Chronisch Vermoeidheidssyndroom en een carnitine deficiëntie, betoogde dat de bezwaarverzekeringsarts zijn beperkingen had onderschat en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. Hij voerde aan dat hij aanzienlijke lichamelijke en psychische klachten ondervond, die hem belemmerden om fulltime te werken. Ter ondersteuning van zijn standpunt overhandigde hij een ongedateerde brief van E.B.S. Premdani en een rapportage van psychiater A.R. Hertroijs, gedateerd 8 november 2008.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts. De Raad verwees naar de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de informatie van Premdani niet voldoende objectieve medische gegevens bevatte om de eerdere beoordeling te betwisten. Ook de rapportage van psychiater Hertroijs werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De Raad concludeerde dat appellant niet beperkt was in zijn functionele mogelijkheden en bevestigde de geschiktheid van zijn eigen werk als fiscaal medewerker voor 40 uur per week.
De uitspraak van de rechtbank Almelo, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant.