de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv)
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 1 mei 2007, 06/3158
(hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene], wonende te [woonplaats]
(hierna: betrokkene),
Datum uitspraak: 17 december 2008
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr.drs. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint Michielsgestel, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2008. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers. Betrokkene is -met bericht- niet verschenen.
1.1. Betrokkene is op 19 november 1991 met rug- en beenklachten uitgevallen voor haar werk als produktie medewerkster. Met ingang van 19 november 1992 is zij in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk berekend is naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 20 september 2005 die uitkering met ingang van 17 november 2005 ingetrokken op de grond dat betrokkene met ingang van die datum voor minder dan 15% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Bij besluit van 31 mei 2006 (het bestreden besluit) is het door betrokkene tegen het besluit van 20 september 2005 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en is haar uitkering per 17 november 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Betrokkene heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen, met beslissingen ter zake van proceskosten en griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er op grond van de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de functionele mogelijkheden van betrokkene op de datum in geding onjuist zijn vastgelegd. Hetgeen betrokkene met betrekking tot het medisch onderzoek en de ten aanzien van haar vastgestelde medische beperkingen, als neergelegd in de ten aanzien van haar opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), heeft aangevoerd heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen brengen.
2.3. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit een deugdelijke onderbouwing mist en om die reden voor vernietiging wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in aanmerking komt. Zij heeft daartoe overwogen dat de door de (bezwaar)arbeidsdeskundige gegeven toelichting op het aspect probleem oplossen (7.1.0.) in de functie van parkeercontroleur als onvoldoende aangemerkt moet worden. Anders dan het Uwv is de rechtbank van oordeel dat gelet op betrokkenes werk- en levenservaring niet op voorhand verondersteld mag worden dat zij in staat is om problemen in de functie van parkeercontroleur, welke zich naar het oordeel van de rechtbank vooral zullen voordoen met ontevreden burgers, op een praktische wijze op te lossen. Deze functie had naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan de schatting ten grondslag mogen worden gelegd. Hierdoor resteren er naar het oordeel van de rechtbank slechts twee passende functies, hetgeen, gelet op artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, te weinig is om de onderhavige arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te dragen. Tot slot stelt de rechtbank ter voorlichting van betrokkene dat nu met betrekking tot de medische beoordeling betrokkenes beroepsgronden ondubbelzinnig zijn verworpen zij, indien zij zich hiermee niet kan verenigen, ondanks de gegrondverklaring van het beroep tijdig hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak dient in te stellen.
3.1. In hoger beroep heeft het Uwv gemotiveerd aangevoerd dat de functie van parkeercontroleur voor betrokkene als geschikt kan worden beschouwd en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een deugdelijke arbeidskundige motivering mist.
3.2. Betrokkene heeft zich in hoger beroep achter het oordeel van de rechtbank gesteld. Voorts heeft betrokkene in hoger beroep herhaald dat ten aanzien van haar onjuiste (namelijk: niet ver genoeg gaande) medische beperkingen zijn vastgesteld, zodat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist is.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Naar aanleiding van de onder 3.2 weergegeven stelling van betrokkene met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit is de Raad, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 22 oktober 2008, LJN BG1621, van oordeel dat deze beroepsgrond buiten de omvang van het geding in hoger beroep valt. Van een nauwe verwevenheid als in die uitspraak bedoeld, dan wel van een situatie dat van haar niet gezegd kon worden hoger beroep in te stellen is geen sprake.
4.2. Ten aanzien van de vraag of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat betrokkene, wegens overschrijding van haar belastbaarheid ten aanzien van item 7.1.0. (probleem oplossen) niet in staat kan worden geacht tot het verrichten van de functie van parkeercontroleur (SBC-code 342022) verwijst de Raad allereerst naar hetgeen door het Uwv in zijn aanvullend hoger beroepschrift van 20 juni 2007 naar voren is gebracht;
“Hier maakt de rechtbank een denkfout. Het is inderdaad zo dat in de functieomschrijving van de functie van parkeercontroleur (SBC-code 342022) staat vermeld: “Licht de bestuurder eventueel in over de mogelijkheden van betalen en of bezwaar maken”. Deze belasting is opgenomen onder punt 2.8.0. Omgaan met conflicten: Bijzondere belasting: In een face tot face contact moet omgegaan worden met agressieve of onredelijke mensen. Regelmatig discussies met parkeerovertreders. Op dit punt van rubriek II sociaal functioneren is [betrokkene] niet beperkt. De problemen waar [betrokkene] niet mee om zou kunnen gaan volgens de rechtbank zijn ondergebracht onder het punt 2.8.0. “omgaan met conflicten”. De rechtbank heeft bevestigd dat de grondslag van de medische beoordeling juist is. Zij gaan dus akkoord met het feit dat [betrokkene] niet is beperkt op het punt 2.8.0, omgaan met conflicten. De problemen die een signalering geven op punt 7 zijn praktisch van aard. Bijvoorbeeld het weigeren van een handcomputer of het niet starten van een dienstauto. Wij achten [betrokkene] in staat deze problemen van praktische aard op te lossen, gelet op het opleidingsniveau, werk- en levenservaring. Wij zijn dan ook van mening dat de geduide functie van parkeercontroleur (SBC-code 342022) gelet op de krachten en bekwaamheden van [betrokkene] als passend dient te worden beschouwd. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de toelichting die door ons is gegeven bij de functies van wikkelaar (SBC-code 267050) en productiemedewerker textiel (SBC-code 272043). Wij verzoeken dan ook voor dit gedeelte van de arbeidskundige overweging de uitspraak te bevestigen. Gelet hierop resteren er drie functies waarop de mate van arbeidsongeschikheid is gebaseerd per 17 november 2005. Per 17 november 2005 dient [betrokkene] voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt te worden beschouwd.”
4.3. De Raad kan zich in grote lijnen verenigen met dit betoog van het Uwv. De Raad acht door het Uwv voldoende onderbouwd dat in de functie van parkeercontroleur de belasting ten aanzien van het aspect 7.1.0. ‘probleem oplossen’ niet de belastbaarheid van betrokkene te boven gaat.
4.4. De Raad is overigens van oordeel dat bij het bestreden besluit terecht door het Uwv is aangenomen dat de drie functies die aan de onderhavige schatting ten grondslag zijn gelegd, te weten: wikkelaar (SBC-code 267050), productiemedewerker textiel (SBC-code 272043) en parkeercontroleur (SBC-code 342022), in medisch opzicht binnen het bereik van betrokkene liggen. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat de onderhavige schatting voldoet aan het gestelde in artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
4.5. Het bestreden besluit kan echter niettemin in rechte niet standhouden.
4.6. De Raad stelt vast dat eerst in beroep een als afdoende aan te merken toelichting op de geselecteerde functies is verstrekt. Om die reden dient het bestreden besluit te worden vernietigd, zij het op andere gronden dan die welke de rechtbank aan haar uitspraak ten grondslag heeft gelegd. Wel bestaat gelet op het vorenoverwogene aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand te laten. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat het Uwv een nieuw besluit dient te nemen.
5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. De kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit dient te nemen;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en G. van der Wiel en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008.