ECLI:NL:CRVB:2008:BG8543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J. Waasdorp
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd en de rol van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn WAO-uitkering betwistte. De appellant, woonachtig in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2006, waarin zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn WAO-uitkering met ingang van 1 oktober 2005 ongegrond was verklaard. De beëindiging was gebaseerd op het feit dat de appellant op 14 oktober 2005 de 65-jarige leeftijd zou bereiken. Het Uwv had in een besluit van 25 mei 2005 aan de appellant medegedeeld dat zijn uitkering zou eindigen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2008 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J. Lagerweij. De Raad overwoog dat het Uwv niet bevoegd is om beslissingen te nemen over de aanspraak op ouderdomspensioen krachtens de AOW. De appellant werd geadviseerd om zich voor vragen over zijn AOW-pensioen en de duur van zijn verzekering te wenden tot de Sociale verzekeringsbank. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de wettelijke bepalingen omtrent de beëindiging van de WAO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd en de scheiding van verantwoordelijkheden tussen het Uwv en de Sociale verzekeringsbank met betrekking tot AOW-aanspraken. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met J. Waasdorp als griffier, en werd openbaar uitgesproken.