ECLI:NL:CRVB:2008:BG8543

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7049 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WAO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd en de rol van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn WAO-uitkering betwistte. De appellant, woonachtig in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2006, waarin zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn WAO-uitkering met ingang van 1 oktober 2005 ongegrond was verklaard. De beëindiging was gebaseerd op het feit dat de appellant op 14 oktober 2005 de 65-jarige leeftijd zou bereiken. Het Uwv had in een besluit van 25 mei 2005 aan de appellant medegedeeld dat zijn uitkering zou eindigen, wat door de rechtbank werd bevestigd.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2008 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J. Lagerweij. De Raad overwoog dat het Uwv niet bevoegd is om beslissingen te nemen over de aanspraak op ouderdomspensioen krachtens de AOW. De appellant werd geadviseerd om zich voor vragen over zijn AOW-pensioen en de duur van zijn verzekering te wenden tot de Sociale verzekeringsbank. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt de wettelijke bepalingen omtrent de beëindiging van de WAO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd en de scheiding van verantwoordelijkheden tussen het Uwv en de Sociale verzekeringsbank met betrekking tot AOW-aanspraken. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met J. Waasdorp als griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

06/7049 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Duitsland), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2006, 05/3950 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 24 oktober 2008 is ter griffie ingekomen een brief van appellant. Het Uwv heeft daarop gereageerd bij faxbericht van 28 oktober 2008.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Lagerweij.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 25 mei 2005 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 1 oktober 2005 zal worden beëindigd, omdat appellant in die maand de 65-jarige leeftijd zal bereiken.
1.2. Het door appellant tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 11 juli 2005 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij appellant als eiser en het Uwv als verweerder is aangeduid:
“Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de WAO, neemt de arbeidsongeschiktheidsuitkering een einde met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is tussen partijen dat eiser op 14 oktober 2005 de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, zodat verweerder op goede gronden heeft beslist dat de WAO-uitkering met ingang van 1 oktober 2005 een einde heeft moeten nemen. Voorts stelt de rechtbank vast dat eisers grieven, wat daarvan zij, buiten de reikwijdte van het onderhavige geschil vallen. Voor zover het beroep dient te worden opgevat als een uitkeringsaanvraag op grond van de AOW, merkt de rechtbank op dat eiser in het besluit van 25 mei is verzocht zich hiertoe te wenden tot de Duitse verzekeringsinstantie.”
3.1. De Raad kan zich geheel verenigen met dit oordeel van de rechtbank. Hetgeen door appellant in hoger beroep is aangevoerd vermag de Raad niet tot een ander oordeel te brengen. Naar aanleiding van de opmerkingen van appellant over de jaren waarin hij al dan niet verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW), merkt de Raad nog op dat het Uwv niet bevoegd is een beslissing te nemen over de aanspraak op ouderdomspensioen krachtens de AOW. Appellant dient zich ter zake van de hoogte van zijn AOW-pensioen en de duur van zijn verzekering krachtens die wet te wenden tot de Sociale verzekeringsbank.
3.2. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt mitsdien als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J. Waasdorp.
IJ