ECLI:NL:CRVB:2008:BG6195

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-988 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Het Uwv had op 2 januari 2006 het bezwaar van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van verborgen beperkingen en dat de vaststelling van haar beperkingen niet juist was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep toereikend heeft gemotiveerd waarom de drie resterende functies voor appellante passend zijn, op basis van een aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de aangepaste FML, vooral niet met betrekking tot de door appellante gestelde psychische klachten, aangezien zij op het moment van de intrekking van de uitkering niet onder behandeling was en geen medicatie gebruikte. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen verborgen beperkingen waren op het gebied van knielen of hurken, zoals appellante had gesteld.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 2 januari 2006 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,-. De uitspraak is gedaan op 28 november 2008, met mr. J.T.F. van Berkel als vertegenwoordiger van appellante en mr. W.P.F. Oosterbos voor het Uwv.

Uitspraak

07/988 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 januari 2007, 06/104 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2007. Voor appellante is verschenen mr. Van Berkel, voornoemd. Voor het Uwv is verschenen mr.
W.P.F. Oosterbos.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 2 januari 2006 heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 maart 2005, waarbij de aan appellante toegekende WAO-uitkering die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 5 mei 2005 is ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 2 januari 2006 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Naar aanleiding van een vraag van de Raad heeft een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv de aan het besluit van 2 januari 2006 ten grondslag liggende Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast. Vervolgens heeft een bezwaararbeidsdeskundige op basis van deze FML beoordeeld of de aan appellante oorspronkelijk voorgehouden functies voor haar nog passend zijn. Geconcludeerd is dat er drie functies resteren die appellante kan vervullen.
4.2. Desgevraagd heeft de bezwaararbeidsdeskundige nog een nadere toelichting gegeven op de M-signalering op aspect 4.13 in de in hoger beroep overgelegde “resultaten functiebeoordeling”.
4.3. In hetgeen appellante heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de aangepaste FML. Dit geldt in het bijzonder voor de door appellante gestelde psychische klachten, nu zij op 5 mei 2005 hiervoor niet onder behandeling was en hiervoor evenmin medicatie gebruikte. Ook met haar fysieke klachten is naar het oordeel van de Raad in voldoende mate rekening gehouden.
4.4. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag deelt de Raad niet de mening van appellante dat er sprake is van een verborgen/verstopte beperking op het item 4.22 “knielen of hurken”. De in de FML vermelde toelichting van de verzekeringsarts heeft geleid tot een signalering, welke signalering is besproken in de zich onder de gedingstukken bevindende “notities functiebelasting” van 19 december 2005. Mede in aanmerking nemende de in hoger beroep gegeven aanvullende motivering, is de Raad van oordeel dat het Uwv toereikend heeft gemotiveerd waarom in het licht van de aangepaste FML de drie resterende functies voor appellante passend geacht moeten worden.
4.5. In zoverre slaagt het hoger beroep dan ook niet.
4.6. In het gegeven dat het Uwv in hoger beroep de FML heeft aangepast en voorts nog een aanvullende, arbeidskundige motivering heeft gegeven, ziet de Raad grond het besluit van 2 januari 2006 niet in stand te laten en in het voetspoor daarvan de aangevallen uitspraak.
4.7. Gelet op het hiervoor onder 4.3 en 4.4 overwogene acht de Raad termen aanwezig de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand te laten.
5. Voorts acht de Raad termen aanwezig voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.288,- voor in beroep en in hoger beroep verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 2 januari 2006 gegrond en vernietigt dit besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag groot € 1.288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 142,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
JL