ECLI:NL:CRVB:2008:BG6016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2095 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 november 2008 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J.P. Liefting, stelde dat het medisch onderzoek onvolledig was en dat hij volledig arbeidsongeschikt was door zowel lichamelijke als psychische klachten. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. F.A. Put, had eerder de WAO-uitkering van appellant per 1 juni 2006 ingetrokken, na een besluit op bezwaar van 1 augustus 2006. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant, en dat de voorgehouden functies in overeenstemming waren met zijn vastgestelde belastbaarheid.

De Raad overweegt dat de door het Uwv in aanmerking genomen beperkingen voldoende zijn om de geduide functies te kunnen verrichten. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de psychische belastbaarheid in twijfel trokken. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een onafhankelijk medisch onderzoek, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling en de verantwoordelijkheid van het Uwv in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid van appellant.

Uitspraak

07/2095 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 maart 2007, 06/3375 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J.P. Liefting, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2008, waar appellant is verschenen met bijstand van zijn raadsman. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.A. Put.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 1 augustus 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissende op bezwaar, de WAO-uitkering van appellant met ingang van 1 juni 2006 ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv in voldoende mate rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellant. De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken dat de verzekeringsarts, op basis van eigen onderzoek alsmede bestudering van het beschikbare medische dossier, waaronder zich gegevens bevinden van de huisarts, internist en psychiater, rekening heeft gehouden met ernstige en chronische buikklachten, die vermoedelijk veroorzaakt worden door een combinatie van verklevingen en spastisch colon. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aan appellant voorgehouden functies in overeenstemming met de voor appellant vastgestelde belastbaarheid.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek onvolledig is geweest en dat hij in verband met lichamelijke klachten (onder meer ten gevolge van verklevingen) en psychische klachten (ten gevolge van het fysieke onvermogen) volledig arbeidsongeschikt is, respectievelijk meer arbeidsongeschikt is dan aangenomen door het Uwv. Verzocht wordt om raadpleging van een deskundige, in het bijzonder een specialist op het gebied van maag-/darmproblematiek.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad onderschrijft volledig de overwegingen van de rechtbank en voegt hier het volgende aan toe. Appellant was op de datum in geding reeds lang niet meer onder specialistische behandeling voor zijn buikklachten. De in hoger beroep namens appellant overgelegde medische gegevens betreffende onderzoek en behandeling van appellants buikklachten in de periode 1999 tot en met 2002 bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de fysieke beperkingen op de hier in geding zijnde datum zijn onderschat. Met de aanwezigheid van verklevingen is rekening gehouden bij het opstellen van de Functionele Mogelijkheden Lijst.
Met betrekking tot de psychische klachten overweegt de Raad dat geen medische gegevens zijn overgelegd die twijfel oproepen aan de ten aanzien van appellant vastgestelde psychische belastbaarheid. De Raad hecht voorts betekenis aan het gegeven dat appellant, zoals ter zitting is meegedeeld, eerst in het jaar 2008 onder behandeling is gekomen van een psychiater.
In het voorgaande ligt besloten dat de Raad geen aanleiding ziet tot het instellen van een onderzoek door een onafhankelijk medisch deskundige.
4.3. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant met de door het Uwv in aanmerking genomen beperkingen in staat moet worden geacht de geduide functies te verrichten.
4.4. Het hoger beroep slaagt dus niet.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C. Palmboom.
JL