ECLI:NL:CRVB:2008:BG6016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 november 2008 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J.P. Liefting, stelde dat het medisch onderzoek onvolledig was en dat hij volledig arbeidsongeschikt was door zowel lichamelijke als psychische klachten. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. F.A. Put, had eerder de WAO-uitkering van appellant per 1 juni 2006 ingetrokken, na een besluit op bezwaar van 1 augustus 2006. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant, en dat de voorgehouden functies in overeenstemming waren met zijn vastgestelde belastbaarheid.
De Raad overweegt dat de door het Uwv in aanmerking genomen beperkingen voldoende zijn om de geduide functies te kunnen verrichten. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de psychische belastbaarheid in twijfel trokken. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een onafhankelijk medisch onderzoek, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling en de verantwoordelijkheid van het Uwv in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid van appellant.