ECLI:NL:CRVB:2008:BG5175

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-2203 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Uwv inzake de ABP-wet en de rol van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Algemene Burgerlijke Pensioenwet (ABP-wet). Appellante, die eerder een WAO-vervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering had ontvangen, had een verzoek ingediend bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om een besluit te nemen over haar aanspraken op invaliditeitspensioen. Het Uwv verklaarde zich onbevoegd om deze aanspraken te beoordelen, wat door de rechtbank Leeuwarden werd onderschreven in de aangevallen uitspraak.

De Raad bevestigde het standpunt van het Uwv en de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv niet buiten de door de minister opgedragen taak kan treden, en dat deze taak niet de uitvoering van de ABP-wet omvat. De minister heeft op dit terrein geen bevoegdheid, waardoor het Uwv ook niet bevoegd is om besluiten te nemen over de ABP-wet. De Raad verwees naar de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier M. van Berlo aanwezig was. De zitting vond plaats op 2 oktober 2008, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door een medewerker van Loyalis Maatwerkadministraties.

Uitspraak

05/2203 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 24 februari 2005, nr. 04/162 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister)
Datum uitspraak: 13 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2008. Appellante is daar in persoon verschenen met bijstand van mr. drs. J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te ’s-Gravenhage, terwijl de minister zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. C.H.M.J. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.1. Aan appellante, toen [naam functie] aan de Noordelijke Hogeschool Nederland, is namens de minister door USZO Groningen (nadien Uwv USZO) ingaande 1 september 1992 een zogenoemde WAO-vervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, welke na aanvankelijke beëindiging in 1993 bij besluit van 16 oktober 1998 alsnog ongewijzigd is gecontinueerd. Bij besluit op bezwaar van 23 december 2003 heeft het Uwv te Groningen namens de minister aangegeven dat zij alleen optreedt voor de minister en dat de minister niet bevoegd is om, zoals door appellante verzocht, een besluit te nemen over aanspraken van appellante vanaf 1993 op invaliditeitspensioen ingevolge de toen geldende Algemene Burgerlijke Pensioenwet (ABP-wet). Tevens is aangegeven dat het verzoek van appellante ter behandeling is doorgeleid aan het Uwv USZO te Heerlen, welk kantoor optreedt namens (de rechtsopvolger van) het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds als uitvoeringsorgaan van de ABP-wet.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de in het bestreden besluit neergelegde onbevoegdverklaring onderschreven.
3. De Raad kan, in hoger beroep oordelend, tot geen ander slotsom komen dan de rechtbank. Het Uwv te Groningen kan niet treden buiten de haar door de minister opgedragen taak en die taak strekt zich nu eenmaal niet uit, en kan zich - nu de minister op dat terrein geen bevoegdheid heeft - ook niet uitstrekken, tot de uitvoering van de ABP-wet.
4. Het vorenstaande brengt mee dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 november 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD