ECLI:NL:CRVB:2008:BG4269

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-723 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die zich op 19 juni 2001 ziek meldde vanwege psychische klachten. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de verzekeringsarts J. Verhoeven en later J. Nillesen betrokken waren, werd vastgesteld dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was. De verzekeringsartsen concludeerden dat appellante in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. Het Uwv herzag de WAO-uitkering per 6 december 2005, wat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van 45 tot 55%.

Appellante ging in beroep tegen deze herziening, stellende dat haar medische situatie niet was veranderd en dat zij niet in staat was om gangbare arbeid te verrichten. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Appellante ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 24 september 2008 verschenen beide partijen niet, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om de rechtsgevolgen in stand te laten. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat er geen nieuwe gegevens waren die het medisch oordeel van het Uwv konden betwisten. De Raad concludeerde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was toegelicht, ondanks de late verstrekking van de arbeidskundige toelichting door het Uwv. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 november 2008.

Uitspraak

07/723 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 december 2006, 06/1347, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 juni 2008 heef het Uwv een uitdraai van de in de primaire fase gebruikte arbeidsmogelijkhedenlijst ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2008. Beide partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, laatstelijk werkzaam als hulp in algemene dienst bij een café, heeft zich op 19 juni 2001 ziek gemeld in verband met klachten van psychische aard. Na afloop van de wettelijke wachttijd is haar door het Uwv een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling is zij gezien door J. Verhoeven, verzekeringsarts, die in zijn rapport van 21 juli 2005 heeft vastgesteld, dat haar sociaal functioneren weliswaar nog beperkt is, maar niet in die mate dat gezegd zou moeten worden dat zij (in het geheel) niet in staat is tot persoonlijk en sociaal functioneren, zodat de situatie van het ontbreken van benutbare mogelijkheden niet aan de orde is. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft hij een groot aantal beperkingen in de eerste twee rubrieken opgenomen alsmede een urenbeperking van 20 uur per week. De verzekeringsarts J. Nillesen heeft appellante opnieuw gezien en in haar rapport van 22 augustus 2005 aangegeven, dat zij instemt met het oordeel van haar collega Verhoeven. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat appellante met de door hem geselecteerde functies een zodanig inkomen kan verdienen dat een verlies aan verdiencapaciteit resteert van 45 tot 55%. Het Uwv heeft bij besluit van 5 oktober 2005 de WAO-uitkering van appellante per 6 december 2005 herzien naar het zojuist genoemde percentage.
2. Namens appellante is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 oktober 2005.
De bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp heeft in zijn rapport van 10 maart 2006 het primaire oordeel onderschreven. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 16 juni 2006 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
3.1. Namens appellante is beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarbij is - evenals in bezwaar - gesteld dat zij niet in staat is om gangbare arbeid te verrichten en dat haar (medische) situatie ten opzichte van het jaar 2001 niet is gewijzigd.
3.2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv de gemaakte proceskosten aan appellante dient te vergoeden alsmede het betaalde griffierecht. Daartoe heeft de rechtbank de medische basis van het bestreden besluit onderschreven: niet is gebleken dat de klachten van appellante zijn onderschat of dat deze onjuist zijn geïnterpreteerd. Ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank op zichzelf deugdelijk geacht.
De signaleringen bij enkele beschrijvingen van de geduide functies - waarvan er een is vervallen en vervangen door een reserve functie - zijn in de arbeidskundige rapporten van 9 en 31 augustus 2006 afdoende toegelicht, zodat deze functies geschikt zijn te achten voor appellante. Nu deze toelichting en dus een afdoende te achten onderbouwing eerst na de datum van het bestreden besluit voorhanden is, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, maar, gelet op het onderschrijven van de medische en arbeidskundige grondslag als zodanig, aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
4. Namens appellante is in hoger beroep voornamelijk het eerder aangevoerde herhaald. Tevens is bezwaar gemaakt tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen door de rechtbank: nu vaststaat dat de arbeidskundige toelichting te laat is verstrekt, heeft zij recht op een vernietiging van het bestreden besluit (zonder meer) en op een herkeuring door het Uwv.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. De Raad kan hetgeen door de rechtbank is overwogen en beslist geheel onderschrijven. Namens appellante zijn geen (nieuwe) gegevens in het geding gebracht die twijfel kunnen wekken aan het medisch oordeel van het Uwv. Daarbij tekent de Raad aan dat in de FML in ruime mate beperkingen zijn opgenomen op het vlak van het psychisch en sociaal functioneren evenals een urenbeperking van 20 uur per week.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is in de door de rechtbank genoemde rapporten - zoals de rechtbank met recht heeft vastgesteld: na de totstandkoming van dat besluit - in voldoende mate toegelicht.
5.3. Met betrekking tot de grief van appellante inzake het door de rechtbank in stand laten van de rechtsgevolgen merkt de Raad op, dat zulks, blijkens de tekst van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bevoegdheid van de rechtbank is, waarvan de rechtbank om onder andere proceseconomische redenen gebruik kan maken. In het onderhavige geval is de Raad niet gebleken dat de rechtbank van deze bevoegdheid in strijd met het recht gebruik heeft gemaakt.
6. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen als voorzitter en H. Bedee en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.
(get.) J. Riphagen.
(get.) I.R.A. van Raaij.
RB