ECLI:NL:CRVB:2008:BG4269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- H. Bedee
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die zich op 19 juni 2001 ziek meldde vanwege psychische klachten. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de verzekeringsarts J. Verhoeven en later J. Nillesen betrokken waren, werd vastgesteld dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was. De verzekeringsartsen concludeerden dat appellante in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. Het Uwv herzag de WAO-uitkering per 6 december 2005, wat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van 45 tot 55%.
Appellante ging in beroep tegen deze herziening, stellende dat haar medische situatie niet was veranderd en dat zij niet in staat was om gangbare arbeid te verrichten. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Appellante ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 24 september 2008 verschenen beide partijen niet, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om de rechtsgevolgen in stand te laten. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat er geen nieuwe gegevens waren die het medisch oordeel van het Uwv konden betwisten. De Raad concludeerde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was toegelicht, ondanks de late verstrekking van de arbeidskundige toelichting door het Uwv. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 november 2008.