ECLI:NL:CRVB:2008:BG3055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- W.R. de Vries
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die voorheen werkzaam was als medewerker receptie/beveiliger, had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze werd door het Uwv ingetrokken op grond van een beoordeling dat zij met ingang van 16 april 2006 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank onderschreef de beslissing van het Uwv, waarbij werd gesteld dat appellante in staat was haar maatmanarbeid te verrichten.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij lijdt aan de ziekte van Crohn en dat zij slechts 20 uur per week kan werken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de informatie van de behandelende gastro-enteroloog niet relevant was voor de datum die in het geding van belang was, en dat er geen bewijs was voor de noodzaak van een urenbeperking. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellante geschikt was voor haar eigen werk, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vooronderstelling van arbeidsongeschiktheid zouden aantasten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan op 29 oktober 2008, na een zitting op 17 september 2008, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door L. den Hartog.