ECLI:NL:CRVB:2008:BG1755

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-210 WAO+07-2081WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschiktheid van functies voor appellante met medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.F.A.M. Collart, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer medische beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is aangenomen. De Raad heeft het standpunt van het Uwv, dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante, bevestigd. Het Uwv had eerder een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond werd verklaard. De Raad heeft de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies van meteropnemer, bezorger leesmappen en parkeerwachter. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de medische expertise van neuroloog dr. P.L.I. Dellemijn, gewogen, maar heeft geen aanleiding gezien om de FML aan te passen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd voor zover deze is aangevallen en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.

Uitspraak

07/210 WAO en 07/2081 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 20 november 2006, 06/2745 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. M.F.A.M. Collart, advocaat te Geldrop.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft vervolgens het standpunt gewijzigd en een nieuw besluit genomen gedateerd 5 april 2007.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2008. Appellante is verschenen in tegenwoordigheid van haar gemachtigde, mr. Collart voornoemd. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. B.H.C. de Bruijn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 1 mei 2006 (hierna: het bestreden besluit 1) gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Bij dit besluit was het primaire besluit van 4 januari 2006, waarbij de WAO-uitkering van appellante per 1 maart 2006 is ingetrokken, gehandhaafd.
1.2. Hangende het hoger beroep heeft het Uwv een nieuw besluit op bezwaar genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, gedateerd 5 april 2007 (hierna: bestreden besluit 2). Bij dit besluit is het bezwaar van appellante wederom ongegrond verklaard.
2.1. Wat betreft het hoger beroep van appellante overweegt de Raad het volgende.
2.2. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer medische beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is aangenomen. Zij kan op elk moment van de dag uitvallen ten gevolge van whiplashklachten, waarna zij niets meer kan. Zij heeft derhalve geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Subsidiair is aangevoerd dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Ter onderbouwing van haar grieven heeft ze een medische expertise-rapportage ingezonden van neuroloog dr. P.L.I. Dellemijn, gedateerd 29 september 2007.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportages van 8 april 2008 en 12 augustus 2008 toegelicht waarom hij, gelet op de rapportage van Dellemijn, geen aanleiding ziet tot bijstelling van de FML.
2.3. De Raad ziet, evenmin als de rechtbank, aanleiding tot twijfel aan de FML. De (bezwaar-)verzekeringsarts heeft naar het oordeel van de Raad zorgvuldig onderzoek verricht en afdoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van een situatie van “Geen duurzaam benutbare mogelijkheden” zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Schattingsbesluit, noch van een situatie die aanleiding geeft tot het hanteren van een medische urenbeperking.
Dellemijn stelt als op zijn vakgebied medisch vast te stellen en objectiveerbare diagnoses: tendomyogene nekklachten en gevoelsstoornis aan de rechterduim en rechterwijsvinger. Vervolgens geeft hij aan dat hij zich grotendeels kan verenigen met de door de verzekeringsarts opgestelde FML, maar dat hij appellante ten tijde van zijn onderzoek op het item frequent lichte voorwerpen hanteren sterker beperkt acht dan aangenomen. Voorts wijst hij erop dat appellante beperkt is ten aanzien van fijne montagewerkzaamheden en enigszins beperkt is in verband met hoogtevrees.
De Raad acht de toelichting van de bezwaarverzekeringsarts in diens hierboven onder punt 2.2 genoemde rapportages aanvaardbaar en acht de in de FML neergelegde beperkingen ten aanzien van frequent lichte voorwerpen hanteren en tastzin in overeenstemming met de objectieve medische beperkingen van appellante ten tijde in geding.
2.4. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep van appellante niet en dient de aangevallen uitspraak in zoverre te worden bevestigd.
3.1. De Raad ziet aanleiding om, onder toepassing van het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bij de behandeling van het hoger beroep tevens een oordeel te geven over het bestreden besluit 2, nu met dit nadere besluit niet tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante.
3.2. Wat betreft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit 2 overweegt de Raad het volgende.
3.3. Bij het bestreden besluit 2 heeft het Uwv uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak. De medische beoordeling, ten grondslag liggende aan het besluit van 1 mei 2006, is gehandhaafd. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 10 januari 2007 de geschiktheid van de geselecteerde functies nader toegelicht en concludeert dat deze functies alle passend zijn. De schatting blijft daarom gebaseerd op de functies van meteropnemer, bezorger leesmappen en parkeerwachter, hetgeen intrekking van de WAO-uitkering rechtvaardigt.
Bij het bestreden besluit 2 is het bezwaar derhalve wederom ongegrond verklaard.
3.4. Wat betreft de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit 2, verwijst de Raad naar zijn hierover terzake gegeven oordeel.
3.5. Wat betreft de arbeidskundige besluitvorming overweegt de Raad het volgende. Met het bestreden besluit 2 heeft het Uwv beoogd de door de rechtbank vastgestelde arbeidskundige gebreken van bestreden besluit 1 te herstellen. De Raad heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om te oordelen dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellante. Met de onder punt 3.3 genoemde rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige acht de Raad de geschiktheid van de functies van meteropnemer, bezorger leesmappen en parkeerwachter voldoende toegelicht. Appellante heeft ter zitting nog aangevoerd dat zij de functie van bezorger leesmappen (SBC 111230) niet kan uitoefenen omdat de tilbelasting in deze functie te zwaar is. De Raad is van oordeel dat, in aanmerking nemende dat de tilbelasting bestaat uit dagelijks 30 keer per uur ongeveer 2 kg tillen en 4 keer per uur ongeveer 5 kg tillen en voorts niet dagelijks (incidenteel) 4 keer per uur 10 kg tillen, de tilbelasting de belastbaarheid van appellante, zoals neergelegd in de FML, niet overschrijdt. Terecht is dan ook geen signalering verschenen op dit punt. Wat betreft de functie van parkeerwachter (SBC 342022) is de Raad van oordeel dat de gevoelstoornissen aan de rechterhand hebben geleid tot een beperking in de FML ten aanzien van item 4.4 (tastzin) in die zin dat het oppakken van een naald of zeer fijne dingen lastig is. Er is geen beperking ten aanzien van punt 4.3.4 (uitoefenen van de pincetgreep) aangenomen. Naar het oordeel van de Raad is, mede gelet op de toelichting op deze beperking ten aanzien van de tastzin door de bezwaarverzekeringsarts in diens rapportage van 12 augustus 2008, door de bezwaararbeidsdeskundige afdoende gemotiveerd dat het wisselen van geld en hanteren van parkeerkaartjes handelingen zijn die appellante ondanks de gevoelsstoornis aan de rechterduim en rechterwijsvinger wordt geacht te kunnen verrichten. Nu de Raad geen grond voor twijfel ziet aan de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag liggende functies, komt hij niet toe aan bespreking van de ter zitting van de Raad opgeworpen arbeidskundige grieven ten aanzien van de overige geselecteerde functies.
Het beroep tegen het bestreden besluit 2 slaagt dan ook niet.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevallen;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M. Lochs.
TM