ECLI:NL:CRVB:2008:BG1745

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1941 WAO + 07-1944 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en voortzetting van WAO-uitkering met toegenomen beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Assen, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering en de voortzetting daarvan aan de orde zijn. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de juistheid van het rapport van de revalidatiearts P.C. Th. van Aanholt had moeten betwijfelen en dat er een psychiater ingeschakeld had moeten worden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de WAO-uitkering van appellant per 29 augustus 2004 was ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant stelde dat er per 24 oktober 2003 sprake was van toegenomen beperkingen, maar het Uwv had de uitkering ongewijzigd voortgezet naar een mate van 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant ter zitting heeft aangegeven dat, uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), voldoende is toegelicht waarom de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de functies niet geschikt zijn, en heeft het standpunt van het Uwv gevolgd dat de WAO-uitkering terecht per 24 oktober 2003 ongewijzigd is voortgezet en per 29 augustus 2004 is ingetrokken. De Raad heeft ook de stelling van appellant dat Van Aanholt niet heeft geantwoord op de vraag van de rechtbank over toegenomen beperkingen niet verder besproken, omdat het Uwv erkende dat er per 24 oktober 2003 sprake was van toegenomen beperkingen, maar dit niet leidde tot een ander resultaat.

De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd, omdat er geen reden was om de medische grondslag van de bestreden besluiten voor onjuist te houden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/1941 WAO
07/1944 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Assen van 5 maart 2007, 05/682 en 05/692 (hierna: aangevallen uitspraken),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2008, waar de zaken met kenmerk 07/1941 WAO en 07/1944 WAO gevoegd zijn behandeld. Voor appellant is verschenen mr. S.T. Dieters, kantoorgenoot van mr. Van Asperen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Belopavlovic.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 28 juni 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, met ingang van 29 augustus 2004 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Bij besluit van 15 februari 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant per 24 oktober 2003 ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum niet was toegenomen.
1.3. Appellant heeft tegen genoemde besluiten bezwaar gemaakt. Bij besluit van 20 mei 2005 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 28 juni 2004 ongegrond verklaard. Bij besluit van 14 juni 2005 (bestreden besluit 2) is het bezwaar tegen het besluit van 15 februari 2005 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak 1 (kenmerk 05/682) heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven. Bij de aangevallen uitspraak 2 (kenmerk 05/692) heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3.1. In het hoger beroep gericht tegen de aangevallen uitspraak 1 heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank de juistheid van het rapport van 3 november 2006 van de door haar ingeschakelde deskundige, revalidatiearts P.C. Th. van Aanholt, in twijfel had moet trekken. Volgens appellant had de rechtbank een nadere deskundige moeten inschakelen, te weten een psychiater. Ter ondersteuning daarvan heeft appellant verwezen naar de rapportage van 28 november 2006 van de door hem geraadpleegde deskundige, de medisch adviseur D.J. Schakel, waarin een reactie is gegeven op het rapport van
Van Aanholt.
3.2. Ten aanzien van het hoger beroep gericht tegen aangevallen uitspraak 2 heeft appellant aangevoerd dat de deskundige Van Aanholt geen antwoord heeft gegeven op de door de rechtbank gestelde vraag of op 24 oktober 2003 sprake was van een toename van de beperkingen. Daarnaast meent appellant dat de rechtbank het rapport van Van Aanholt onjuist heeft geïnterpreteerd. Verder heeft appellant ook in dit verband verwezen naar de rapportage van 28 november 2006 van Schakel en gesteld dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de aanbeveling van Schakel om nader onderzoek te laten verrichten.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op het rapport van 3 november 2006 van de door haar ingeschakelde deskundige, revalidatiearts Van Aanholt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, ligt in vaste rechtspraak van de Raad besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel volgt. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval van dat uitgangspunt moet worden afgeweken, is de Raad evenals de rechtbank niet gebleken.
4.2. Met de rechtbank stelt de Raad vast dat de reactie van Schakel op het rapport van Van Aanholt alleen betrekking heeft op psychische beperkingen van appellant. Van Aanholt heeft zich in het rapport van 3 november 2006 echter beperkt tot een oordeel over de lichamelijke beperkingen. Wat betreft de psychische beperkingen heeft Van Aanholt verwezen naar het rapport van psychiater D.W. Oppedijk van 18 maart 2002, uitgebracht in opdracht van de rechtbank Assen in een eerdere procedure tussen partijen. Gelet hierop ziet de Raad in de reactie van Schakel daarom geen reden om de conclusies van Van Aanholt ten aanzien van de lichamelijke beperkingen van appellant niet te volgen.
4.3. In navolging van de rechtbank ziet ook de Raad in het rapport van Schakel onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat de psychische beperkingen van appellant zijn onderschat. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), die ten grondslag ligt aan de bestreden besluiten 1 en 2, is rekening gehouden met de beperkingen zoals die zijn aangenomen door Oppedijk in eerdergenoemd rapport van 18 maart 2002. De Raad onderschrijft het standpunt van het Uwv dat niet is gebleken dat de psychische toestand van appellant sinds het onderzoek van Oppedijk is gewijzigd. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat Oppedijk al uitging van een ernstig chronisch depressief beeld met mogelijk psychotische verschijnselen. Er zijn door appellant geen medische gegevens overgelegd waaruit een (nog) ernstiger beeld naar voren komt op de in geding zijnde data. De mogelijk andere inschatting van Schakel heeft de Raad onvoldoende geacht om tot een ander oordeel te komen.
4.4. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geen reden gezien de medische grondslag van de bestreden besluiten 1 en 2 voor onjuist te houden. De rechtbank behoefde naar het oordeel van de Raad dan ook geen deskundige in te schakelen en ook de Raad ziet daartoe geen aanleiding.
4.5. De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellant ter zitting van de Raad heeft aangegeven dat inmiddels het standpunt wordt ingenomen dat - uitgaande van de juistheid van de FML - voldoende is toegelicht waarom de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Ook de overige arbeidskundige bezwaren zijn niet langer gehandhaafd. Gelet daarop ziet de Raad geen aanleiding om te oordelen dat de functies niet geschikt zijn voor appellant. Daarvan uitgaande heeft het Uwv terecht de WAO-uitkering per 24 oktober 2003 ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% en die uitkering ook terecht ingetrokken per
29 augustus 2004.
4.6. De stelling van appellant dat Van Aanholt niet heeft beantwoord de vraag van de rechtbank of sprake is van toegenomen beperkingen, behoeft geen bespreking meer.
Het Uwv heeft in het verweerschrift erkend dat per 24 oktober 2003 sprake was van toegenomen beperkingen, gelet op de FML van 10 januari 2007. Daarbij is ook aangegeven dat uitgaande van die FML de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies geschikt zijn te achten en appellant ongewijzigd 15 tot 25% arbeidsongeschikt is. Zoals blijkt uit hetgeen onder 4.1 tot 4.5 is overwogen, kan de Raad het Uwv in dat standpunt volgen. De vaststelling dat sprake is van toegenomen beperkingen leidt dus niet tot een ander resultaat dan in het bestreden besluit 2 is neergelegd.
5. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof als voorzitter en H. Bedee en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.
RB