ECLI:NL:CRVB:2008:BG1689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na volledige tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het bestreden besluit, dat de intrekking van de WAO-uitkering per 21 november 2005 handhaafde, werd door het Uwv later gewijzigd. Op 27 augustus 2008 gaf het Uwv aan de intrekking niet langer te handhaven, waardoor de uitkering van appellante vanaf die datum weer gebaseerd werd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv met dit nadere besluit volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor was het belang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak in beginsel komen te vervallen, tenzij appellante een verzoek om schadevergoeding had ingediend. Aangezien appellante dit verzoek niet had gedaan, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad oordeelde echter dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld, omdat zij redelijkerwijs kosten had moeten maken voor de rechtsbijstand in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 644,-. Tevens werd bepaald dat het Uwv de door appellante betaalde griffierechten in eerste aanleg en in hoger beroep, ter hoogte van € 143,-, aan haar diende te vergoeden.