ECLI:NL:CRVB:2008:BG1545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 8 oktober 2007, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering per 30 september 2003 in te trekken, ongegrond werd verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat haar beperkingen tot het verrichten van arbeid zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan.
Tijdens de zitting op 5 september 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A.G.G. Schoonderbeek. De Raad heeft de grieven van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de argumenten van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek naar de gezondheidstoestand van appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante overgelegde brief van haar huisarts, H.F. van der Werff, van 18 februari 2008, geen nieuwe aanknopingspunten biedt die de eerdere vaststellingen over haar beperkingen op de datum van 30 september 2003 zouden ondermijnen. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.