[appellant] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 20 april 2007, 06/923 (hierna: aangevallen uitspraak)
Argonaut Advies BV (hierna: Argonaut),
Datum uitspraak: 10 oktober 2008
Namens appellant heeft mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
De Algemeen Directeur Argonaut Advies BV, H. Kuhry, heeft naar aanleiding van door de Raad gestelde schriftelijke vragen een reactie, gedateerd 22 juli 2008, ter griffie ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2008. Appellant is - met bericht - niet verschenen. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.E. van der Jagt en E.C.M. Molijn, beiden werkzaam bij Argonaut.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1927, lijdt aan COPD, status na een CVA bij atriumfibrilleren. Ten gevolge hiervan ondervindt hij beperkingen op het gebied van het vervoer buitenshuis en heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht aan appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten zoals die wet ten tijde hier in geding luidde (hierna: Wvg) voorzieningen toegekend in de vorm van een handbewogen rolstoel, een scootmobiel en een vervoersvoorziening in de vorm van een persoonlijk kilometerbudget (hierna: pkb).
1.2. Appellant heeft op 24 januari 2005 bij het Indicatiebureau van Argonaut een aanvraag - in het kader van het landelijk vervoerssysteem Valys - ingediend voor een indicatie voor een hoog pkb.
1.3. Naar aanleiding van de aanvraag van appellant heeft Argonaut op 22 februari 2006 haar onderzoeksbevindingen neergelegd in een rapportage indicatiestelling hoog pkb. In deze rapportage is aangegeven dat ondanks de aandoening en beperkingen van appellant, toch van appellant wordt verwacht dat hij in staat is om met begeleiding op de perrons te verblijven, met hulp in het treinportaal geholpen te worden en daar te verblijven tijdens de treinreis. Er zijn geen medische argumenten die dit verblijf verbieden dan wel onmogelijk maken.
1.4. Bij besluit van 15 maart 2006 is vanwege Argonaut de aanvraag van appellant afgewezen.
1.5. Bij besluit van 7 september 2006 heeft Argonaut het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 maart 2006 ongegrond verklaard. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant met de beperkingen die hij ondervindt in staat is om onder de condities van het Valyssysteem per rolstoel met de trein te reizen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het beroep tegen het besluit van 7 september 2006 ongegrond verklaard. Hiertoe is onder meer met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 maart 2006, LJN AV8198, geoordeeld dat Argonaut zich op het standpunt mocht stellen dat op grond van de door appellant bij de aanvraag aangegeven klachten en bijgevoegde verklaringen van behandelende artsen in voldoende mate diens medische beperkingen konden worden vastgesteld en dat om die reden geen nader lichamelijk onderzoek behoefde plaats te vinden. Hierbij wijst de rechtbank erop dat Argonaut gelet op de indicatiecriteria, uit kon gaan van het zich verplaatsen van appellant (onder begeleiding) in een rolstoel of scootmobiel. Argonaut was voorts op de hoogte van de verklaring van appellants longarts dat de longfunctie gestoord is maar de zuurstofsaturatie 96% is en de pulmonale toestand bevredigend, en de verklaring van de huisarts dat appellant als gevolg van oedeem in de onderbenen moeilijk kan lopen. De verklaringen die appellant ter zitting heeft overgelegd, werpen naar het oordeel van de rechtbank op diens beperkingen geen ander licht. Nu ook niet is gebleken van ergonomische beperkingen heeft de rechtbank het standpunt van Argonaut dat appellant per rolstoel onder de condities van het Valyssysteem per trein kan reizen, juist geacht.
3. Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Kort samengevat is aangevoerd dat er sprake is van medische en/of ergonomische beperkingen waardoor appellant in aanmerking komt voor een hoog pkb, te weten de gebrekkige gezondheid van appellant, zijn hoge leeftijd en de aanzienlijke reisafstand naar zijn dochter en kleinkinderen. Uit de door appellant overgelegde verklaringen van de fysiotherapeut J. Schnabel van 26 juni 2008 en de huisarts C.J. Rovers van 23 juli 2008 blijkt dat appellant wegens zijn beperkingen niet in staat is met het openbaar vervoer te reizen.
4. De Raad overweegt ambtshalve het volgende.
4.1. De Raad stelt vast dat het besluit van 7 september 2006 blijkens de ondertekening namens het Indicatiebureau is genomen door H.V. Hoogduin. Ingevolge het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol) neemt Argonaut beslissingen op verzoeken om toekenning van een hoog pkb. Uit de in rubriek I genoemde brief van de Algemeen Directeur Argonaut Advies BV van 22 juli 2008 en hetgeen de gemachtigde van Argonaut daarover ter zitting heeft opgemerkt, kan niet anders worden afgeleid dan dat het Indicatiebureau ten tijde van het nemen van het besluit van 7 september 2006 niet door Argonaut was gemandateerd om namens hem op het bezwaarschrift van appellant te beslissen. Dit betekent dat het besluit van 7 september 2006 onbevoegd is genomen. Bij eerdergenoemde brief van 22 juli 2008 heeft de Algemeen Directeur Argonaut Advies BV het besluit van 7 september 2006 voor zijn rekening genomen. De Raad is van oordeel dat voornoemd bevoegdheidsgebrek met de brief van 22 juli 2008 niet met terugwerkende kracht kan worden hersteld zodat de rechtbank reeds hierom het besluit van 7 september 2006 had moeten vernietigen. Dientengevolge moet de aangevallen uitspraak, waarbij het besluit van 7 september 2006 in stand is gelaten, eveneens worden vernietigd.
4.2. Onder de omstandigheden zoals toegelicht ter zitting volgt dat de brief van de Algemeen Directeur Argonaut Advies BV van 22 juli 2008 dient te worden aangemerkt als een bekrachtiging. Nu Argonaut zich inhoudelijk achter het besluit van 7 september 2006 heeft gesteld, zal de Raad bezien of er aanleiding bestaat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
4.3. Dienaangaande stelt de Raad, naar hij reeds eerder heeft overwogen, vóórop dat de in het Protocol neergelegde - en door de Staatssecretaris goedgekeurde - toekenningscriteria het door Argonaut bij de indicatiestelling toe te passen beoordelingskader vormen. Deze toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Het vervoerssysteem Valys heeft als uitgangspunt, dat een gehandicapte die ook met assistentieverlening door NSR bij het - zonodig per rolstoel of scootmobiel - binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om een begeleider mee te nemen in de trein en met hulp van de Valys-chauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om ergonomische en/of chronische medische redenen in het gehéél niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Daarbij wordt er - uitzonderlijke gevallen daargelaten - van uitgegaan dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentieverlening door NSR mogelijk is. In de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor de vaststelling dat zulks niet het geval zou zijn. In dit verband is tevens van belang dat het tot het Valyssysteem behorende standaard pkb mede is bedoeld om met de taxi van en naar een station te reizen waar de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR aanwezig is. Daar komt bij, dat op de gemeenten ingevolge de ten tijde hier in geding geldende Wvg de zorgplicht rust voor het vervoer van gehandicapte inwoners binnen de regio van en naar een station met de faciliteit van assistentieverlening door NSR. In zoverre hoeft dan geen beroep te worden gedaan op het pkb van het Valyssysteem.
4.4. De Raad heeft in hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om het inhoudelijk oordeel van de rechtbank niet te volgen. De Raad onderschrijft dit oordeel en de daaraan voorafgaande overwegingen van de rechtbank en benadrukt hierbij dat de toekenningscriteria zoals vastgelegd in het Protocol een beperkte reikwijdte kennen. Aan het door de fysiotherapeut J. Schnabel en de huisarts C.J. Rovers ingenomen standpunt dat appellant wegens zijn beperkingen niet in staat is met het openbaar vervoer te reizen kan de Raad niet het door appellant gewenste gewicht verlenen. Het gaat er immers niet om of appellant met het openbaar vervoer sec kan reizen, maar of er sprake is van ergonomische belemmeringen dan wel chronisch medische beperkingen waardoor appellant ondanks de hiervoor in 4.3. aangegeven specifieke faciliteiten van het Valyssysteem niet met de trein kan reizen.
5. De Raad komt tot de slotsom dat de rechtsgevolgen van het besluit van 7 september 2006 in stand kunnen blijven.
6. In het voorgaande ziet de Raad aanleiding om Argonaut te veroordelen in de kosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 322,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal derhalve € 966,--.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 7 september 2006 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt Argonaut in de kosten van appellant tot een bedrag van € 966,--, te betalen door Argonaut aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat Argonaut aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 144,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft als voorzitter en H.C.P. Venema en B.W.N. de Waard als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J. Bernhagen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2008.