ECLI:NL:CRVB:2008:BG0416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- M.C.T.M. Sonderegger
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig betalen van het griffierecht in hoger beroep; niet verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 mei 2007. De rechtbank had appellante op 20 juni 2007 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht en haar een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Appellante heeft echter het griffierecht pas op 24 oktober 2007 voldaan, terwijl de termijn op 2 oktober 2007 afliep.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2008 heeft appellante, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Zij stelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat zij op de hoogte was van het afhaalbericht van de aangetekende brief van 4 september 2007. Appellante betoogde dat zij door bijzondere omstandigheden, zoals het onderduiken en het afhankelijk zijn van anderen voor haar post, niet in staat was om tijdig te betalen.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De Raad heeft overwogen dat appellante op de hoogte had moeten zijn van de griffierechtverplichting bij het indienen van haar beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.