ECLI:NL:CRVB:2008:BF8938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- P.J. Jansen
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die zijn WAO-uitkering herzien zag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die in 1990 uitviel wegens psychische klachten, had aanvankelijk een uitkering ontvangen die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek besloot het Uwv op 15 april 2005 om de uitkering te herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een juiste medische grondslag. De Raad constateerde dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid was gebaseerd op verschillende functies, en dat de appellant, rekening houdend met zijn medische beperkingen, in staat werd geacht deze functies te vervullen. De Raad vond geen aanknopingspunten in de beroepsgronden van de appellant om te concluderen dat de geduide functies niet geschikt waren.
Desondanks kwam de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak met betrekking tot het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking kwam, omdat de arbeidskundige grondslag pas in hoger beroep afdoende was gemotiveerd. De Raad besloot de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, maar veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 966,- bedroegen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van de kosten in bezwaar, aangezien het primaire besluit niet werd herroepen.