ECLI:NL:CRVB:2008:BF6687

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5283 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van onderhoudseis en vermeende verkeerde voorlichting door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag om kinderbijslag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante had op 25 juli 2002 kinderbijslag aangevraagd voor haar drie kinderen die in Marokko verbleven. De Svb weigerde de aanvraag omdat appellante niet had aangetoond dat zij in belangrijke mate bijdroeg aan het onderhoud van de kinderen. De Svb stelde dat de onderhoudsbijdrage, die door de zus van appellante in Nederland was overgemaakt, niet door appellante zelf was gedaan en dat de bijdrage niet voldeed aan de onderhoudseis van € 1.158,-- per kwartaal.

Na bezwaar van appellante heeft de Svb op 24 november 2004 het bezwaar gegrond verklaard voor het derde kwartaal van 2002, maar het bezwaar voor de overige kwartalen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van de Svb in stand gelaten, waarop appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 21 augustus 2008 heeft appellante herhaald dat zij verkeerd was ingelicht door de Svb over de procedure en dat er afspraken waren gemaakt over de te betalen bijdragen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 2 oktober 2008 geoordeeld dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet had voldaan aan de onderhoudseis. De Raad kon niet vaststellen dat de Svb onjuiste informatie had verstrekt, en ook de gestelde toezeggingen van de Svb konden niet worden onderbouwd. De Raad concludeerde dat de in geding zijnde onderhoudsbijdragen onvoldoende waren om aan de eisen te voldoen.

Uitspraak

06/5283 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2006, 04/6392 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 2 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Kal-van der Vlis, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Appellante is in persoon verschenen en bijgestaan door de kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. Chr.F. van der Vlis. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.N.P. Akkerman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft op 25 juli 2002 kinderbijslag aangevraagd ten behoeve van haar drie kinderen die sedert januari 2001 bij haar zus [naam zus] in Marokko verblijven.
1.2. Bij besluiten van 27 augustus 2004 heeft de Svb de aanvraag om kinderbijslag met ingang van het derde kwartaal van 2002 afgewezen, omdat appellante niet op eenvoudig controleerbare wijze heeft aangetoond dat zij in belangrijke mate heeft bijgedragen in het onderhoud van de kinderen dan wel dat de onderhoudsbijdrage te weinig was om te voldoen aan de onderhoudseis van € 1.158,-- per kwartaal. Aan dit besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat de aan de verzorgster van de kinderen overgemaakte onderhoudsbijdrage van € 1.200,-- over het derde kwartaal van 2002 niet door appellante zelf is overgemaakt, maar door haar zus in Nederland. Voorts is over de kwartalen daarna niet voldaan aan de onderhoudseis omdat niets of slechts € 400,-- per kwartaal is bijgedragen aan het onderhoud van de kinderen.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 24 november 2004 heeft de Svb het tegen het besluit van 27 augustus 2004 ingestelde bezwaar gegrond geacht voor zover het betrekking heeft op het derde kwartaal van 2002. De Svb heeft hiertoe overwogen dat gezien het geheel van de door appellante geschetste omstandigheden thans wordt geaccepteerd dat de onderhoudsbijdrage wordt overgemaakt door appellantes zus in Nederland aan de verzorgster van de kinderen in Marokko. Over het derde kwartaal van 2002 is derhalve aan de onderhoudsverplichting voldaan. Met betrekking tot de overige kwartalen tot en met het tweede kwartaal van 2004 is het bezwaar ongegrond verklaard omdat niet is voldaan aan de onderhoudseis.
2. De rechtbank heeft het besluit van 24 november 2004 in stand gelaten en het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij destijds door de Svb verkeerd is ingelicht over de te volgen procedure. Afgesproken zou zijn dat appellante over het derde kwartaal van 2002 de gehele bijdrage ad € 1.158,-- zou overmaken en dat vervolgens de kwartalen daarna een eigen bijdrage van € 400,-- per kwartaal toereikend was om
- aangevuld met de rechtstreeks door de Svb over te maken kinderbijslag aan de verzorgster in Marokko - aan de onderhoudsverplichting te voldoen. In het vierde kwartaal van 2002 heeft appellante geen bijdrage overgemaakt omdat zij had begrepen dat zij moest wachten totdat de rechtstreekse betaling van de kinderbijslag door de Svb in werking was getreden. De bijdrage over het eerste kwartaal van 2003 is volgens appellante met toestemming van de Svb gestort begin april 2003. In de overige kwartalen heeft appellante tijdig € 400,-- gestort. Mede door haar ziekte destijds en de foutieve informatie van de Svb valt het appellante niet te verwijten dat zij niet aan alle voorwaarden heeft voldaan.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In de beslissing op bezwaar heeft de Svb de bijdrage in het onderhoud over het derde kwartaal van 2002, welke is overgemaakt door de zus van appellante, alsnog geaccepteerd. Hierdoor is achteraf een recht op kinderbijslag ontstaan welk bedrag door de Svb in het eerste kwartaal van 2005 rechtstreeks is overgemaakt aan de verzorgster van de kinderen. De Raad merkt dienaangaande op dat ook als de betaling van de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2002 zou zijn toegerekend aan het vierde kwartaal van 2002 niet zou zijn voldaan aan de onderhoudseis, omdat van een aanvullende betaling door appellante in het vierde kwartaal van 2002 niet is gebleken. Ook in het eerste kwartaal van 2003 is geen bijdrage door appellante overgemaakt.
Hoewel de Raad het niet uitgesloten acht dat miscommunicatie tussen de Svb en appellante ten grondslag heeft gelegen aan de door appellante geschetste gang van zaken, vermag de Raad niet als vaststaand aan te nemen dat onjuiste informatie door de Svb is verstrekt, zodat appellante door toedoen van de Svb niet heeft voldaan aan haar onderhoudsverplichting ten tijde in geding. Ook voor appellantes betoog dat de Svb de toezegging zou hebben gedaan dat de betaling van de bijdrage over het eerste kwartaal van 2003 nog tot 9 april 2003 geaccepteerd zou worden, heeft de Raad in het dossier geen steun kunnen vinden. Ook overigens is een dergelijke toezegging niet aannemelijk gemaakt. De in de overige in geding zijnde kwartalen gestorte onderhoudsbijdragen zijn ontoereikend om te voldoen aan de eis dat in belangrijke mate moet worden bijgedragen in het onderhoud van de kinderen.
4.2. Gezien het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) W. Altenaar.
IJ