ECLI:NL:CRVB:2008:BF5697
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en WUBO-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van levensbedreigende omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1933 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was komen vast te staan dat appellante direct betrokken was bij oorlogsgeweld of dat zij onder levensbedreigende omstandigheden had gefluchte. De Raad heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de betrokkenheid van appellante bij een bombardement op de haven van Tjilatjap niet kon worden vastgesteld. De afstand tot de inslagen en de omstandigheden waaronder appellante zich bevond, waren niet voldoende om haar erkenning als slachtoffer te rechtvaardigen.
De Raad overwoog verder dat de algemene oorlogsomstandigheden waaraan appellante was blootgesteld, niet konden worden aangemerkt als handelingen of maatregelen in de zin van de wet. De getuigenis van appellante over het getuige zijn van geweld tijdens de Bersiap-periode werd niet bevestigd door andere bronnen, wat de afwijzing van haar aanvraag verder onderbouwde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit te vernietigen en dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak werd gedaan op 25 september 2008, waarbij de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden, in aanwezigheid van griffier M. van Berlo.