ECLI:NL:CRVB:2008:BF5645

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-7015 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verhuiskostenvergoeding aan burger-oorlogsslachtoffer wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn verzoek om vergoeding van verhuiskosten naar een warm en droog klimaat werd afgewezen. Appellant, die op 5 augustus 1945 gewond raakte door een ontploffing, had eerder al een uitkering ontvangen op basis van zijn oorlogsinvaliditeit. In maart 2007 verzocht hij om een tegemoetkoming voor verhuizing naar Ibiza, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen medische noodzaak was vastgesteld voor een dergelijke verhuizing.

De Raad overwoog dat de medische adviezen, waaronder een verklaring van zijn orthopedisch chirurg, niet voldoende onderbouwden dat een verhuizing naar een warmer klimaat noodzakelijk was voor de gezondheid van appellant. De Raad concludeerde dat de beleidscriteria van de verweerster redelijk waren en dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming. De Raad verklaarde het beroep van appellant ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2008, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij M. van Berlo als griffier aanwezig was.

Uitspraak

07/7015 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 2 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen verweersters besluit van 27 november 2007, kenmerk BZ 7871, JZ/R70/2007, waarbij uitvoering is gegeven aan de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Aldaar is appellant niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom- van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren op 13 mei 1940, is op 5 augustus 1945 gewond geraakt als gevolg van de ontploffing van een langs de weg gevonden mortierbom, waarbij zijn rechtervoet is verbrijzeld. Bij besluit van verweerster van 31 oktober 1991 is appellant op grond van lichamelijke invaliditeit (letsel aan zijn rechtervoet) erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Aan hem is de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wet alsmede een periodieke uitkering toegekend.
1.2. In maart 2007 heeft appellant zich tot verweerster gewend met het verzoek om hem in aanmerking te brengen van vergoeding van dan wel tegemoetkoming in de kosten verbonden aan een verhuizing naar een warm en droog klimaat (Ibiza).
1.3. Deze aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 14 juni 2007, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, op de grond dat appellant niet op grond van zijn oorlogsinvaliditeit is aangewezen op een voorziening voor verhuizing naar een warm en droog klimaat. Daartoe is overwogen dat er op grond van appellants voetklachten geen medische noodzaak is aan te wijzen voor verhuizing naar een warm en droog klimaat en dat er evenmin een medisch-sociale wenselijkheid in de zin van de Wet valt aan te wijzen voor deze verhuizing.
2. Appellant kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij heeft in dat verband gewezen op een door zijn orthopedisch chirurg drs. A. van der Krans aan verweerster ingezonden verklaring, waaruit blijkt dat vocht en koude een zeer nadelig effect op zijn voet hebben.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1.1. Verweerster heeft in navolging van het advies van haar geneeskundig adviseurs het standpunt ingenomen dat er in het geval van appellant geen strikt medische indicatie als bedoeld in artikel 32 van de Wet voor een verhuizing naar een warm en droog klimaat aanwezig is. De Raad heeft in de gedingstukken van medische aard geen aanknopings-punten kunnen vinden om dit standpunt onjuist te achten.
3.1.2. De Raad kent daarbij beslissende betekenis toe aan het schrijven van 9 mei 2007 van de orthopedisch chirurg drs. A. van der Krans, waarin deze algemene inlichtingen geeft over de medische situatie van appellant en tevens aangeeft dat hij een medische noodzaak tot verhuizing medisch niet kan motiveren. Deze chirurg verklaart weliswaar in een aanvullende verklaring van 15 oktober 2007 dat vocht en koude een zeer nadelig effect op appellants voet hebben en dat een warm en droog klimaat de kans op infect aanzienlijk zal verminderen, maar aan deze aanvullende verklaring kan de Raad geen doorslaggevende betekenis hechten, omdat deze verklaring afwijkt van hetgeen in eerste instantie werd gerapporteerd en deze arts niet motiveert waarom hij thans een ander standpunt inneemt.
3.2. In artikel 33 van de Wet is aan verweerster de bevoegdheid toegekend een tegemoetkoming toe te kennen in de ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende kosten van voorzieningen die verband houden met het oorlogsletsel en die strekken tot verbetering van diens levensomstandigheden. Met betrekking tot een tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing heeft verweerster een aantal criteria ontwikkeld waaraan moet zijn voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Deze criteria zijn opgenomen in de advisering ten behoeve van het bestreden besluit.
3.3. Bij deze beleidscriteria acht de Raad sprake van een redelijke wetstoepassing. De Raad moet vaststellen dat appellant niet aan de door verweerster in dit kader gehanteerde criteria voldoet. Redenen waarom verweerster ten voordele van appellant van deze criteria zou hebben moeten afwijken, zijn de Raad niet gebleken.
3.4. Het voorgaande betekent dat het beroep van appellant ongegrond verklaard moet worden.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD