ECLI:NL:CRVB:2008:BF2676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 24 september 2008. Appellante had een WAO-uitkering ontvangen die laatstelijk was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv trok deze uitkering per 1 april 2006 in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid volgens hun beoordeling minder dan 15% was. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar medische beperkingen door het Uwv waren onderschat. Ter ondersteuning van haar standpunt verwees zij naar een brief van haar behandelend reumatoloog, waarin zij haar klachten uiteenzette. Appellante stelde dat het noodzakelijk was om een onafhankelijke medische deskundige in te schakelen. Daarnaast betoogde zij dat haar WAO-uitkering geleidelijk had moeten worden afgebouwd, gezien het feit dat zij deze al 18 jaar ontving.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad wees erop dat de bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat er geen medische gegevens waren die de opvatting van appellante over haar beperkingen ondersteunden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een medisch deskundige. De uitspraak werd gedaan zonder proceskostenveroordeling.