ECLI:NL:CRVB:2008:BF1906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Intrekking en heropening van WAO-uitkering met betrekking tot appellante
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante door het Uwv. Bij besluit van 12 oktober 2005 werd de uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 13 december 2005 ingetrokken. Na een heropening op 28 februari 2006, vanwege een toename van de arbeidsongeschiktheid, werd de uitkering op 21 november 2006 opnieuw ingetrokken. De rechtbank Roermond oordeelde dat de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv niet in twijfel konden worden getrokken en dat er voldoende rekening was gehouden met de psychische en lichamelijke klachten van appellante. De rechtbank verwierp de stelling van appellante dat er een urenbeperking zou moeten gelden, omdat deze niet was onderbouwd met medische gegevens. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan appellante waren toegewezen, in overeenstemming waren met haar belastbaarheid en dat er geen verlies aan verdiencapaciteit was.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden en dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. De Raad concludeerde dat de klachten van appellante niet waren onderschat en dat de informatie van de behandelende sector correct was geïnterpreteerd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten tot intrekking van de WAO-uitkering.