ECLI:NL:CRVB:2008:BF0395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 september 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Breda van 31 oktober 2005. De appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 september 2004, waarin haar werd geweigerd een WAO-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat zij wel degelijk beperkingen had aan haar linkerarm ten tijde van de datum in geding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep een rapportage heeft overgelegd van de bezwaararbeidsdeskundige, waarin de functies die ten grondslag lagen aan de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid zijn besproken. De Raad oordeelde dat de motivering in deze rapportage voldoende was om te concluderen dat de belasting in de functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. Hierdoor werd de mate van arbeidsongeschiktheid terecht vastgesteld op minder dan 15%.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2008.