ECLI:NL:CRVB:2008:BE9843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant ontvangt sinds 1996 een WAO-uitkering, die in 1998 is herzien van 80-100% naar 35-45%. In 2005 is appellant onderzocht door verzekeringsarts J.W.A. Verheijde, die een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. Deze FML beschrijft de belastbaarheid van appellant, waarbij rekening is gehouden met zowel oude als nieuwe klachten. De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML functies geselecteerd die appellant nog zou kunnen verrichten, wat leidde tot een herziening van de WAO-uitkering naar 15-25%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze herziening, wat resulteerde in een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts die de rugklachten van appellant als onterecht geclassificeerd als nieuwe klachten. Uiteindelijk is de WAO-uitkering herzien naar 25-35%.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij door psychische beperkingen niet in staat is om gangbare arbeid te verrichten. De Raad heeft de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de geschiktheid van de functies voldoende is gemotiveerd en dat de herziening van de WAO-uitkering terecht is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat de FML van 31 oktober 2005, waarin alle beperkingen zijn opgenomen, de juiste basis vormt voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.