ECLI:NL:CRVB:2008:BE2073

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6252 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dagloonberekening Werkloosheidswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 november 2006, waarin hem met ingang van 12 juni 2006 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) werd verleend. De uitkering was gebaseerd op een dagloon van € 84,81. Appellant betwistte de motivering van de dagloonberekening en stelde dat de rechtbank het besluit had moeten vernietigen wegens een motiveringsgebrek.

Tijdens de zitting op 26 juni 2008 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. P.M. Klootwijk. De Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant op de hoogte was gesteld van de dagloonberekening en dat hij zich hierin kon vinden. De Raad oordeelde dat, hoewel het de voorkeur verdient om een dagloonberekening in het besluit op te nemen, in dit geval het gebrek aan motivering geen gevolgen had, gezien het contact tussen de gemachtigde en het Uwv en de eenvoudige aard van de berekening.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 14 augustus 2008 door de Centrale Raad van Beroep, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden, in aanwezigheid van griffier A. Badermann.

Uitspraak

07/6252 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 september 2007, 07/184 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.M.Boot, advocaat te Steenbergen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008. Appellant, noch zijn raadsman zijn verschenen, terwijl het Uwv, daartoe opgeroepen, zich heeft doen vertegenwoordigen door drs. P.M. Klootwijk, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit, na bezwaar, van 29 november 2006 is aan appellant met ingang van 12 juni 2006 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) verleend, aan welke uitkering een dagloon ten grondslag is gelegd van € 84,81.
Appellant heeft dit besluit in beroep bestreden op de grond dat uit dit besluit niet gemotiveerd blijkt hoe het dagloon is berekend.
De rechtbank heeft, nadat het Uwv alsnog bij brief van 27 juli 2007 een berekening van het dagloon had ingezonden, het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft deze uitspraak in hoger beroep doen aanvechten met de stelling dat de rechtbank het besluit had dienen te vernietigen wegens een motiveringsgebrek, onder instandlating van de rechtsgevolgen ervan, onder veroordeling van het Uwv in de proceskosten en tot betaling van het door appellant betaalde griffierecht.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellant blijkens een telefoonnotitie van 27 november 2006, door een medewerker van het Uwv op de hoogte is gesteld van de toekenning van de WW-uitkering naar een dagloon van € 84,81 en dat hij zich hierin kan vinden.
Hoewel het in de regel de voorkeur verdient een dagloonberekening in een besluit als het onderhavige op te nemen, is de Raad van oordeel dat gelet op het contact dat er tussen de gemachtigde van appellant en het Uwv geweest is, in dit geval aan dit aan het besluit klevende gebrek geen consequenties dienen te worden verbonden. Hierbij komt nog dat het Uwv voor de zitting van de rechtbank een dagloonberekening aan de rechtbank heeft gezonden. Bovendien ging het om een zeer eenvoudige dagloonberekening.
Dit betekent dat het hoger beroep niet kan slagen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2008.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A. Badermann.
OA