ECLI:NL:CRVB:2008:BD9822

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2397 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep en proceskostenvergoeding in WAO-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Geffen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 15 maart 2006 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Op 21 april 2008 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierop heeft appellante op 24 april 2008 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van appellante. De Raad heeft vervolgens besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet in overweging genomen, die bepalen dat bij intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 1.003,70, inclusief kosten voor verleende rechtsbijstand en medische informatie. De Raad heeft bepaald dat dit bedrag door het Uwv aan de griffier van de Raad moet worden betaald. Tevens is aangegeven dat appellante zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.

Uitspraak

06/2397 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2006, 04/5646 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 21 april 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 april 2008 heeft mr. Van Geffen, voornoemd, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. De Raad stelt vast dat met de nieuwe beslissing op bezwaar van 21 april 2008 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen en dat het Uwv heeft afgezien van het voeren van verweer met betrekking tot de door appellante opgevoerde proceskosten.
3. De Raad ziet dan ook aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten in hoger beroep worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand, € 37,70 voor medische informatie van huisarts P. Swart, € 44,- voor medische informatie van internist dr. P.S. van Dam en € 600,- voor de kosten van de namens betrokkene geconsulteerde externe verzekeringsarts mr. W.M. van der Boog.
4. De proceskosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede het betaalde griffierecht in de procedure in beroep - waarvan appellante in hoger beroep vergoeding heeft gevraagd - dienen reeds op grond van de aangevallen uitspraak te worden vergoed.
5. Aangezien in hoger beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient het bedrag aan proceskosten te worden betaald aan de griffier van de Raad.
6. Wat de met de vertraagde uitbetaling van de WAO-uitkering verband houdende wettelijke rente betreft, gaat de Raad ervan uit dat die schade aan appellante wordt vergoed op de inmiddels gebruikelijke wijze.
7. Voor vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.003,70, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2008.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M. Lochs.
RB