ECLI:NL:CRVB:2008:BD8610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van AWW en Marokkaanse wetgeving
In deze zaak heeft appellante, een in Marokko wonende vrouw, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 7 mei 2007 had geoordeeld dat haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering was afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De echtgenoot van appellante was op 21 januari 1996 overleden, maar volgens de Svb was hij ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd onder de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). De Svb stelde dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering, omdat hij op het moment van overlijden in Marokko woonde en geen Nederlandse uitkering ontving. De rechtbank heeft dit standpunt onderschreven, wat leidde tot het hoger beroep van appellante.
Tijdens de zitting op 10 juli 2008 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar echtgenoot recht had op een Nederlands ouderdomspensioen op basis van de AOW. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was onder de AWW, omdat hij op het moment van overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland. Bovendien ontving hij geen AOW-pensioen, aangezien hij de vereiste leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt.
De Raad heeft ook vastgesteld dat appellante niet had betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was volgens de Marokkaanse wetgeving. Hierdoor kon ook op basis van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering worden gemaakt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.