ECLI:NL:CRVB:2008:BD7684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en vergoeding van wettelijke rente in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de herziening van zijn WAO-uitkering. Appellant, vertegenwoordigd door mr. H.B.Th. Koekkoek, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn belastbaarheid niet correct is vastgesteld en dat hij niet in staat is om de werkzaamheden in de voor hem als passend geachte arbeidsmogelijkheden te verrichten. Tevens heeft hij betoogd dat hij niet over het vereiste diploma voor de functie van archiefmedewerker beschikt en heeft hij verzocht om vergoeding van de wettelijke rente over de geleden schade.
Het Uwv had eerder, bij besluit van 10 januari 2007, de WAO-uitkering van appellant herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 3 augustus 2003. De Raad voor de Rechtspraak heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Groningen vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de vordering van appellant tot vergoeding van de wettelijke rente. De Raad oordeelt dat het Uwv niet volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van appellant, aangezien er geen beslissing is genomen over de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente.
De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit beoordeeld en concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad onderschrijft de conclusies van de rechtbank met betrekking tot de medische beperkingen van appellant en zijn belastbaarheid voor arbeid. De Raad heeft echter vastgesteld dat de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit in hoger beroep toereikend is gebleken, wat leidt tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, met inachtneming van de rechtsgevolgen.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 140,- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2008.