ECLI:NL:CRVB:2008:BD7599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht, stelde dat haar bezwaarschriften op 15 december 2006 waren verzonden, maar het Uwv had deze niet ontvangen. De Raad oordeelde dat het op de appellante lag om aan te tonen dat de bezwaarschriften daadwerkelijk waren verzonden, aangezien deze niet per aangetekende post of met een ontvangstbewijs waren verzonden. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de bezwaarschriften tijdig waren verzonden.
De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verzending van de bezwaarschriften bij de afzender ligt en dat de appellante niet in verzuim was geweest. De rechtbank had de bewijslast te zwaar op de schouders van de appellante gelegd, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van gronden. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betreft de proceskosten.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen waar de verzending van bezwaarschriften ter discussie staat. De uitspraak bevestigt dat het essentieel is voor appellanten om zorg te dragen voor adequate bewijsvoering bij het indienen van bezwaarschriften, vooral wanneer deze niet op de gebruikelijke wijze zijn verzonden.