ECLI:NL:CRVB:2008:BD7549

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6043 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van premieberekening en correctienota's door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van een appellant die in beroep was gegaan tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder de bezwaren van de appellant tegen correctienota's van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. De appellant, die een snackbar exploiteert in Amsterdam, had niet voldaan aan de verplichting om loonopgaven te doen aan het Uwv, zoals voorgeschreven in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV).

Het Uwv had correctienota's opgelegd over de jaren 2001 tot en met 2004, en de rechtbank oordeelde dat de premieberekening door het Uwv voldoende zorgvuldig was en voldeed aan de eisen van de rechtspraak. De rechtbank concludeerde dat de appellant niet was benadeeld in zijn procesbelang, aangezien hij over de relevante informatie beschikte voordat de hoorzitting plaatsvond. De rechtbank vond geen bewijs dat getuigen onder druk verklaringen hadden afgelegd, en oordeelde dat het Uwv bevoegd was om ambtshalve het verschuldigde bedrag aan premies vast te stellen.

In hoger beroep herhaalde de appellant grotendeels de grieven die eerder waren aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de premies voor rekening en risico van de appellant moesten komen, gezien zijn verzuim om een juiste administratie te voeren. De Raad wees erop dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat de schatting van het Uwv onjuist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

07/6043 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 September 2007, 06/3695 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Ramdhan, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2008. Appellant is - met bericht - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Zwanink, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant exploiteert een snackbar te Amsterdam. Door de afdeling Fraude Preventie en Opsporing van het Uwv is bij appellant een onderzoek ingesteld in verband met mogelijke fraude. In het kader van dit onderzoek heeft het Uwv geconstateerd dat appellant niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) op de werkgever rustende verplichting om aan het Uwv opgave te doen van het door de werknemers in zijn bedrijf genoten loon. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft een looninspecteur van het Uwv in een rapport van 8 maart 2005 een schatting gemaakt van de door appellant verschuldigde premies ingevolge de
werknemersverzekeringen.
Op 15 april 2005 heeft het Uwv ten laste van appellant correctienota's over de jaren 2001 tot en met 2004 opgelegd. Bij besluit van 9 februari 2006 heeft het Uwv de namens appellant daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 9 februari 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe - kort samengevat - overwogen dat appellant sinds 16 november 2005 over het volledige Rapport Werkgeversfraude beschikt, terwijl de hoorzitting op 17 januari 2006 heeft plaatsgevonden. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat appellant stukken zijn onthouden en dat hij in zijn (proces-)belang is geschaad. Voorts heeft de rechtbank in de stukken geen aanknopingspunten gevonden voor de veronderstelling dat door de getuigen verklaringen onder druk zijn afgelegd of dat de getuigen de hen gestelde vragen niet of onvoldoende begrepen zouden hebben, zodat er geen reden is waarom het Uwv niet van de juistheid van de tegenover opsporingsambtenaren afgelegde en ondertekende verklaringen uit zou mogen gaan. Tenslotte heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv bevoegd is ambtshalve het verschuldigde bedrag aan premies vast te stellen als de werkgever niet aan de in artikel 10 van de CSV vermelde loonopgaveverplichting voldoet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de in geding zijnde premieberekening voldoende zorgvuldig is en voldoet aan de in de vaste rechtspraak van de Raad aan een schatting gestelde eisen. In dit kader heeft de rechtbank nog overwogen dat het op de weg van appellant ligt om gemotiveerd de juistheid van de beredeneerde aanname van het Uwv te bestrijden. De enkele, niet onderbouwde betwisting van de bevindingen van het Uwv, zoals gedaan aan de hand van de verklaringen en de waarnemingen, en de daarop gebaseerde berekening heeft de rechtbank onvoldoende geacht.
Hetgeen in hoger beroep door appellant is aangevoerd komt in hoofdzaak neer op een herhaling van de grieven die ook reeds in beroep bij de rechtbank zijn aangevoerd.
De Raad kan zich verenigen met de hiervoor aangehaalde overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De Raad wijst er nog op dat de mogelijkheid dat naar te hoge bedragen premies zijn vastgesteld voor rekening en risico van appellant moet komen, nu hij heeft verzuimd een juiste administratie te voeren inzake de arbeidsinzet van zijn werknemers en hun verdiensten.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2008.
(get) B.J. van der Net
(get) A. Badermann
RG