ECLI:NL:CRVB:2008:BD7406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-toeslag met terugwerkende kracht en de invloed van echtgenote's inkomsten
In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-toeslag van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb) met terugwerkende kracht. Appellant had een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen, inclusief een toeslag, omdat zijn echtgenote nog niet de leeftijd van 65 jaar had bereikt. Echter, uit onderzoek van de Svb bleek dat de echtgenote vanaf februari 2002 wel degelijk inkomsten uit arbeid had. Dit leidde tot een herziening van de uitkering per februari 2002, waarbij de Svb het besluit van 16 juli 2004 handhaafde. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep ongegrond verklaarde ten aanzien van de herziening en niet-ontvankelijk verklaarde ten aanzien van de aangekondigde terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de inkomsten van zijn echtgenote invloed zouden hebben op zijn aanspraken op de AOW-toeslag. De Raad stelt vast dat de Svb een beleid heeft ontwikkeld voor het herzien van besluiten met terugwerkende kracht, waarbij rekening wordt gehouden met rechtsbeginselen zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft besloten om de toeslag van appellant met terugwerkende kracht te herzien, omdat appellant niet had kunnen vertrouwen op de eerdere toekenning van de toeslag zonder de juiste informatie te verstrekken.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier C. de Blaeij, op 10 juli 2008.