ECLI:NL:CRVB:2008:BD6497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake correctie- en boetenota’s voor daghandelaar in effecten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had eerder het beroep van [Naam B.V.] gegrond verklaard, waarbij het bezwaar van [Naam B.V.] tegen correctie- en boetenota’s over de jaren 2002 en 2003 ongegrond was verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad overweegt dat de contractuele bepalingen in de vennootschapsovereenkomst per 2002 geen wezenlijke veranderingen hebben gebracht in de aard van de werkzaamheden van [F.], die als daghandelaar in effecten werkte. De Raad concludeert dat er sprake is van een voortzetting van de persoonlijke arbeidsplicht met specifieke verrichtingen en speciale arbeidsvoorwaarden, wat leidt tot een gezagsrelatie tussen [F.] en [Naam B.V.].
De Raad oordeelt dat de maandelijkse vergoeding van [F.], inclusief bonussen, als reguliere tegenprestatie voor zijn arbeid kan worden beschouwd, ook al kon deze beloning variëren en in theorie onder het minimumloon uitkomen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het inleidend beroep alsnog ongegrond, waarmee de correctie- en boetenota’s van het Uwv worden bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter R.C. Schoemaker en de leden B.J. van der Net en G. van der Wiel aanwezig waren. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, met A. Badermann als griffier.