ECLI:NL:CRVB:2008:BD6167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-7326 AAW-WAO + 04-7329 AAW-WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J. Nijland, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 18 november 2004. In de loop van de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) meegedeeld dat er geen terug te vorderen bedragen meer resteren met betrekking tot de appellant. Op 8 januari 2008 heeft de advocaat van de appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding van het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep is gedaan op basis van de mededeling van het Uwv, maar dat het Uwv niet geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. De Raad heeft daarbij artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, dat bepaalt dat een bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen.

De Raad concludeert dat het Uwv niet tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, aangezien het hoger beroep zich richtte tegen de ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank. De mededeling van het Uwv dat er geen terug te vorderen bedragen meer zijn, is niet voldoende om te spreken van een tegemoetkomen in de zin van de Awb. Daarom heeft de Raad het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier.

Uitspraak

04/7326 AAW/WAO
04/7329 AAW/WAO
Centrale Raad van Beroep
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 november 2004, 02/3526 en 02/3528 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 26 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Nijland, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij schrijven van 5 september 2007 deelt het Uwv mede dat er geen terug te vorderen bedragen meer resteren met betrekking tot appellant.
Bij brief van 8 januari 2008 heeft mr. Nijland, voornoemd, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens appellant een verzoek om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant is gedaan. Aan de intrekking van het hoger beroep ligt de mededeling van het Uwv van 5 september 2007 ten grondslag. Hierin gaf het Uwv aan dat er ter zake van appellant geen terug te vorderen bedragen meer resteren.
Het Uwv heeft zich in zijn brief van 5 september 2007 op het standpunt gesteld dat niet geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Het Uwv heeft daartoe angevoerd dat het (hoger) beroep van appellant zich met name richt tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarin het beroep van appellant ongegrond wordt verklaard. Hierdoor is er geen veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant mogelijk.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep van appellant is gericht tegen hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de herziening van de WW-uitkering en de weigering van een WAO-uitkering. Voorts zijn namens appellant nog enige opmerkingen gemaakt ten aanzien van de overwegingen ten overvloede van de rechtbank. Vastgesteld moet worden dat het Uwv bij de brief van 5 september 2007 niet geheel of gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan hetgeen appellant in hoger beroep heeft gesteld. Kennelijk is voor hem uitsluitend de mededeling van het Uwv dat er geen terug te vorderen bedrag meer resteert aanleiding geweest het hoger beroep in te trekken. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Dit betekent dat het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen dient te worden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende;
Wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A. Badermann.
IJ